Jules de Palm

‘Ik ben met Kloos en Perk opgegroeid...’
Curaçao, 25 januari 1922 – Den Haag, 30 september 2013
Geschreven door Walter Palm

Naast de ‘grote vier’ als de meest bekende auteurs van Curaçao - Cola Debrot, Boeli van Leeuwen, Tip Marugg en Frank Martinus Arion - zijn er ook andere interessante schrijvers van dit eiland, zoals Julius Philip (Jules) de Palm. Hij was onderwijzer op Curaçao en Aruba, studeerde Nederlands in Leiden en promoveerde op een dissertatie over Het Nederlands op de Curaçaose school (1969).

De Palm was actief op cultureel gebied. Hij was jarenlang vicevoorzitter van de Stichting voor Culturele Samenwerking (Sticusa). Hij was tot zijn pensionering in 1982, hoofdcoördinator van het Centraal Bureau Toezicht Curaçaose Bursalen. Vanuit die functie kreeg hij veel te maken met jongeren en verschillen tussen de Nederlandse en de Curaçaose cultuur. Ook verzorgde hij voorlichtingsprogramma’s voor de radio. 

Jules de Palm was mederedacteur van de Antilliaanse Cahiers (1955-1967) – een serie uitgaven van Antilliaanse literatuur - en redacteur van de herdruk van de Encyclopedie van de Nederlandse Antillen (1985). Hij was ook nauw betrokken bij de uitgave van het Verzameld werk van Cola Debrot (1985-1989). In 1995 kreeg Jules de Palm de Cola Debrotprijs, dat is de hoogst haalbare onderscheiding op Curaçao, voor zijn bijdrage aan de literatuur. Jules de Palm was ook een veelzijdig schrijver in het Papiaments en Nederlands.

Interculturaliteit

Interculturaliteit is het centrale thema in zijn literaire werk. Evenals de andere genoemde auteurs schreef en publiceerde hij in het Papiaments en Nederlands. In de koloniale tijd werd neergekeken op het Papiaments. Toen Pierre Lauffer (1920-1981) Jules de Palm een keer verraste met een gedicht in het Papiaments, drukte hij Jules de Palm op het hart om geen ruchtbaarheid te geven aan het feit dat hij Papiamentstalige gedichten schreef. Op Curaçao vermeed men angstvallig om de moedertaal bij officiële gelegenheden te gebruiken en op school werd je gestraft indien je een Papiaments woord gebruikte. Er was ook beslist nog geen plaats voor Papiamentse poëzie op het eiland.

Papiaments

Toen in mei 1940 de Tweede Wereldoorlog uitbrak, werden de banden tussen Nederland en Curaçao abrupt verbroken. De Nederlandse regering ging in ballingschap in Londen. Net als in andere koloniën begon ook op Curaçao het nationalisme op te leven. Het ging om het hervinden en herdefiniëren van de eigen identiteit en het afschudden van de Nederlandse culturele dominantie. Zo voerde het Curaçaosch Philharmonisch orkest in een historisch concert op 20 juni 1944 voor het eerst een concert met orkeststukken van uitsluitend Curaçaose componisten, zoals Rudolf Boskaljon (1897-1970), Rudolf Palm (1880-1950) en Jacobo Palm (1887-1982), grootvader van de schrijver Walter Palm.

Jules de Palm, Pierre Lauffer (1920-1981) en René de Rooy (1917-1974) klommen in de pen en schreven Papiamentstalige liedjes. Samen gebruikten ze de naam Julio Perrenal, wat een anagram is van de namen van het trio. Ze publiceerden op 7 juli 1943 de bundel Cancionero Papiamento I. Het werd geen succes. Wellicht was dit te wijten aan het feit dat bij de presentatie ervan de zelden nuchtere gitarist en kornuiten niet kwamen opdagen, zodat het trio zelf het vocale gedeelte moest verzorgen. Er kwam geen Cancionero Papiamento II.

De gitarist en contrabassist Julian Coco (1924-2013) heeft later samen met Jules de Palm voor het nageslacht, zeven van de oorspronkelijke tien liedjes kunnen annoteren. Deze zijn gepubliceerd in Julio Perrenal, dichters van het Papiamentse lied (1979). In deze publicatie zijn alle liedteksten opgenomen plus een Nederlandse vertaling. Jules de Palm schreef de inleiding. Na zijn inleiding volgde een artikel van René de Rooy en daarna een kopie van de Cancionero Papiamento inclusief de advertenties die erin stonden!

Jules de Palm was ook actief in de wereld van het toneel. Hij vertaalde in aan de Curaçaose situatie aangepaste vorm A Midsummernight’s Dream van Shakespeare in het Papiaments als Ilushon di Anochi (1967). Het stuk werd met veel succes opgevoerd.

Nederlands

Een juweel van een verhaal van Jules de Palm is De Kerstcakes van Sjon Keta. Het verhaal gaat over een padvinder die zijn spaargeld gebruikt om Kerstcakes van de befaamde bakker Sjon Keta te kopen. Hij wil de Kerstcakes met Kerstmis uitdelen aan arme mensen in de buurt. Zo wil hij vermijden dat zij ‘een cakeloos, dus een onvolledig Kerstfeest zouden moeten vieren’. Hij gaat langs bij de armsten en biedt hun de Kerstcakes gratis aan. Maar het uitdelen mislukt. De een zegt dat Sjon Keta haar nooit groet, een ander denkt dat de pastoor de cake heeft gestuurd maar met hem heeft hij ruzie. Bij een derde legt hij de cake stilletjes op de vensterbank, maar die vertrouwt het niet en gooit het weg. Als hij zijn moeder vertelt wat hem overkomen is, gaat zij op pad met de Kerstcakes. Tot zijn niet geringe verwondering weet zijn moeder dezelfde cakes wél weg te geven. Als hij zijn moeder vraagt wat haar geheim is, vertelt zij dat zij de Kerstcakes heeft aangeboden aan de arme mensen omdat zij de cakes niet lekker vond, zo van: "Er zit, geloof ik, te weinig boter in … of te veel eieren … ik weet het niet, maar …. neen, veel is het niet. Proef jij eens even." De Kerstcakes van Sjon Keta is voor het eerst verschenen in het Jaarboek van de Sticusa van 1954 en later in de verhalenbundel Antiya (1981) van Jules de Palm.

De herinneringen aan de schooltijd van Jules de Palm zijn vervat in Kinderen van de fraters (1986). In het boek spreekt hij zijn waardering uit voor de inzet van deze congregatie voor het Curaçaose onderwijs. Tegelijkertijd is hij ook kritisch over het ontbreken van waardering voor de Curaçaose cultuur door deze Fraters van Tilburg, en hun eenzijdige oriëntatie op de Nederlandse cultuur. Een zo’n jeugdherinnering is de spectaculaire gijzeling van de Curaçaose gouverneur op 8 juni 1929 door de Venezolaanse rebellenleider Rafael Simón Urbina (1857-1950):

Een paar dagen later kwam de frater opgewonden de klas binnen en zei op strenge toon dat we de naam van die rebel uit Venezuela, ene Uur-bie-na, in zijn klas of op de speelplaats niet mochten noemen. Over die zwarte bladzijde in de geschiedenis van het Koninkrijk der Nederlanden konden we maar beter zwijgen. We keken elkaar verwonderd aan. Waarom mochten we niet praten over wat er gebeurd was terwijl heel Curaçao nergens anders over sprak? Wat bedoelde hij precies met ‘zwarte bladzijde’? Zwarte mensen hadden er toch niets mee te maken. Zodra er iets mis was, hadden de zwarten het gedaan. Deze keer had ik met eigen ogen gezien dat de Venezolanen die te keer waren gegaan, beslist niet zwart waren.

Lekker warm, lekker bruin

Lekker warm, lekker bruin. Vallen en opstaan in twee culturen (1990) is een interessant boek omdat De Palm cultuurverschillen tussen Curaçaoënaars en Nederlanders beschrijft, zoals het elkaar groeten en andere communicatievormen. Zo illustreert hij een verschil met het voorval dat een Nederlandse hospita een Curaçaose bursaal vraagt om een schilder die aan het werk is, uit te nodigen voor een kop koffie. De bursaal roept een aantal keren beleefd: "Meneer...meneer". Geen reactie totdat de hospita op vriendelijke toon vraagt: "Schilder…’n bakkie?" 

De Curaçaose communicatiestijl is indirect, de Nederlandse daarentegen direct. Zo vertelt Jules Palm in dit boek over de bursalen Selma en Swinda die zonder opgave van redenen de huur opzegden bij hun hospita, Tante Miep. Pas later realiseerde hij zich dat Tante Miep een kat had die overal in huis zijn haren achterliet. Mogelijk zelfs in het eten. De kans is groot dat dít de reden was geweest dat Selma en Swinda abrupt en zonder opgave van redenen waren vertrokken. Door op stel en sprong te vertrekken gaven Selma en Swinda indirect aan dat ze hoogst ontevreden waren.

Bijna vergeten?

Het literaire oeuvre van Jules de Palm is amper te vinden op internet waardoor deze schrijver in het digitale tijdperk helaas nauwelijks nog lijkt te bestaan. Tot overmaat van ramp is ook de Collectie Antilliana in Bibliotheek Den Haag verdwenen, waar de boeken van onder meer Jules de Palm voor het publiek ter inzage waren. A perfect storm. De haarscherpe en tegelijkertijd humorvolle verhalen van Jules de Palm over cultuurverschillen en het koloniaal verleden kunnen het wederzijds begrip verbeteren.