Nederlandstalige literatuur van de ABC-eilanden
De literatuur van de drie benedenwindse eilanden van de Nederlandse-Cariben, Aruba, Bonaire en Curaçao (de ‘ABC-eilanden’), is meertalig. Ze wordt geschreven en gepubliceerd in de nationale taal Papiaments, de twee andere officiële talen Nederlands en Engels, en het Spaans. Ook individuele auteurs zijn meertalig in hun literaire werk. Zo komt het voor dat auteurs gedichten in het Papiaments publiceren en vervolgens een roman in het Nederlands. De Nederlandstalige literatuur is daarom een relatief klein onderdeel van de totale literaire productie van deze drie eilanden. De literatuur van de bovenwindse eilanden Saba, Sint-Eustatius en Sint-Maarten is Engelstalig.
Hoewel de geschreven Nederlandstalige literatuur al van het begin van de 19e eeuw dateert, kent ze pas vanaf de 20e eeuw een eigen ontwikkeling. Vooral in de tweede helft van deze eeuw komt de literatuur van de ABC-eilanden tot bloei, met auteurs die traditioneel als de ‘grote vier’ worden aangeduid: Cola Debrot (1902-1981), Boeli van Leeuwen (1922-2007), Tip Marugg (1923-2006 ) en Frank Martinus Arion (1936-2015). Wat opvalt is dat het allemaal mannelijke auteurs van Curaçao betreft. Rond de laatste eeuwwisseling ontstaat er een nieuwe generatie auteurs die in het Nederlands schrijven waarbij vrouwelijke auteurs en schrijvers van Aruba en Bonaire ook een belangrijke rol zullen spelen.
Cola Debrot (1902-1981)
Nicolaas (‘Cola’) Debrot werd geboren op Bonaire, maar groeide op Curaçao op, tot hij op veertienjarige leeftijd - midden in de Eerste Wereldoorlog - voor verdere studie naar Nederland vertrok. Hij studeerde rechten en medicijnen. Hij werd de eerste Antilliaanse gouverneur van de Nederlandse Antillen.
Cola Debrot kan beschouwd worden als voorloper en als grondlegger van de Nederlandstalige literatuur van de ABC-eilanden. Hij is vooral bekend door de novelle Mijn zuster de negerin (1935) over Frits Ruprecht die na veertien jaar verblijf in Europa naar zijn eiland van geboorte terugkeert. Het verhaal kan op twee manieren worden gelezen: als een verhaal van een terugkeer naar de jeugd, en ten tweede als een doorbreking van de sociale tegenstellingen tussen wit en zwart op het eiland. De hoofdpersoon is afkomstig uit de witte elite zoals die in het begin van de 20e eeuw op Curaçao leefde, maar wil daaraan ontsnappen door het traditionele ‘herengedragspatroon’ van de witte elite te doorbreken. De novelle verscheen in 1935 en kun je door de titel vanuit Europees perspectief ook zien als een protest tegen het opkomende Nazi-racisme van Adolf Hitler.
In 1982 verscheen de postume kleine historische roman, De vervolgden, over drie fasen van de vroege Europese geschiedenis in het Caribisch gebied: de Indianen en de Spaanse conquistaen de gedwongen bekering tot het katholicisme; vervolgens de Europese koloniale strijd om de macht in de nieuwe kolonie, en tenslotte de Europese strijd om de hegemonie in het Caribisch gebied.
Boeli van Leeuwen (1922-2007)
Willem Cornelis Jacobus van Leeuwen werd geboren op Curaçao. Hij studeerde rechten en promoveerde in Amsterdam, volgde colleges in Barcelona en werkte vijf jaar op een advocatenkantoor in Caracas, Venezuela. Terug op Curaçao werd hij Secretaris van het Eilandgebied.
Van Leeuwen debuteerde in de jaren veertig met een bundel poëzie, Tempels in woestijnen en de religieuze novelle De mensenzoon.
In de jaren zestig verscheen zijn 'trilogie van een displaced person', die wel als een drievoudige queeste [zoektocht] naar God en medemens zijn gekarakteriseerd: De rots der struikeling (1959), Een vreemdeling op aarde (1962) en De eerste Adam (1966). In deze trilogie zijn de hoofdfiguren Eddy, Kai en Adam specifieke vertegenwoordigers van de witte Curaçaoënaars, die hun positie moeten bepalen ten opzichte van de zwarte Curaçaoënaars. Deze zwarte meerderheid heeft Afrikaanse, Europese en Indiaanse roots. Eddy, Kai en Adam worden geconfronteerd met het oude superioriteitsbesef van hun ouders.
In de jaren tachtig volgen de romans Schilden van leem (1985) en Het teken van Jona (1988) en de bundel columns Geniale anarchie (1990). Opnieuw komt in dit werk het vraagstuk van de menselijke relatie tot de God van de Bijbel terug. Van Leeuwen verbindt dit met het persoonlijk ouder worden, zijn plaats in de maatschappij en aan een queeste naar rust en geluk: ‘Het vermogen om te scheppen brengt gevaren met zich mee, maar het onvermogen om te scheppen is de totale verwording van de menselijke ziel.’
De taal van de aarde (1997) en De ruïne van een kathedraal (1996) gaan opnieuw over de plaats van de Curaçaose auteur die zich op zijn kleine eiland tussen twee machtige continenten bevindt: in het noorden 'die grote republiek van puriteinen, plantages en slavernij' en in het zuiden 'la América latina, met haar psychopathische dictators, uitgemergelde en vertrapte Indianen, corrupte mestiezen, burgeroorlogen, slopende armoede'. En Curaçao als het centrum voor de auteur, de Caribische cultuur die gegrondvest is op de drievoudige traditie uit Europa, Afrika en Amerika.
Tip Marugg (1923-2006)
Silvio Alberto Marugg werd geboren op 16 december 1923, waarover de auteur eens zei: "Van het Reve [Gerard Reve] en ik schelen nauwelijks veertig uur van elkaar in geboorte-uur. De Heer moet wel erg toornig zijn geweest in de maand december van dat verschrikkelijke jaar." Hij had een functie bij de grote raffinaderij op het eiland.
Tip Marugg is geen veelschrijver. Weekendpelgrimage (1957) is een verhaal van een eenzame man die midden in de nacht in dronken toestand met zijn auto van de weg is geraakt en in die benarde toestand zijn leven overdenkt. Meestal wordt dit debuut als een verhaal van eenzaamheid gelezen, maar er is meer aan de hand. Het traditionele Curaçao van de plantages en de grote landhuizen heeft in de 20e eeuw definitief plaatsgemaakt voor de moderniteit van olieraffinaderij en toerisme. Daarnaast gaat het over je plek vinden in de diversiteit van bevolkingsgroepen op het eiland en de relaties tussen wit en zwart.
Maruggs bekendste roman De morgen loeit weer aan (1988) gaat over een ouder geworden man die ’s nachts whisky drinkend op de stoep van zijn huis zijn leven in flarden aan zich voorbij ziet trekken, in een verhaal over leven en dood. Het loopt tegen de ochtend, de hanen kraaien al en 'de morgen loeit weer aan'. Alcohol komt veel voor in het werk van Tip Marugg, net als erotiek, dood en godsdienst, maar de eenzaamheid staat bovenaan, met de nacht als ‘de trouwe geliefde van de eenzame’ en in die nacht ‘de geneugten van de alcohol als troostprijs’.
Frank Martinus Arion (1936-2015)
Frank Martinus Arion is met zijn roman Dubbelspel (1973) wel de meest bekende Curaçaose auteur. Hij studeerde Nederlands in Leiden, doceerde in Nederland en Suriname en werd op Curaçao directeur van het lokale taalbureau. Hij debuteerde in het Nederlands met de dichtbundel Stemmen uit Afrika (1957).
Dubbelspel heeft zes hoofdrolspelers: vier mannen en twee vrouwen, allemaal verenigd rond een domino-match. De roman is opgedragen 'aan vrouwen met moed', en het is vooral Solema die deze moed toont en die de draagster van het positieve einde van het verhaal wordt door samen met Janchi Pau 'nieuwe hoop' te brengen. Het beschreven dominospel is aanleiding tot een uitgebreide beschouwing van de Curaçaose politieke en maatschappelijk situatie. Het is ook een protest tegen de op het eiland economisch dominerende vreemdelingen, met name de Nederlandse kolonisators. Hiermee past Dubbelspel volledig in de tijdgeest rond dertigste mei 1969, toen de arbeidersstaking bij de Shell-raffinaderij culmineerde in een algemene staking die ontaardde in plundering en brandstichting van Willemstad. Man en vrouw samen, Janchi Pau en Solema, kiezen er aan het einde van de roman voor het eiland met eigen middelen op te bouwen.
De romans die volgen zijn minder bekend en hebben alle een maatschappijkritische tendens. Afscheid van de koningin (1975) protesteert tegen de exploitatie van het Afrikaanse continent door westerse multinationals. Nobele wilden (1979) thematiseert de studentenopstanden in 1968 in Parijs, het Franse kolonialisme en de pelgrimage in Lourdes en de heilige Bernadette waar de hoofdpersoon als brancardier gaat werken. De laatste vrijheid (1995) onderzoekt wie de échte Caribische mens is: de inheemse ‘Indiaan’, de Europeaan, de Afrikaan. Het antwoord is: iedereen die het Caribische gebied als plaats van vestiging gekozen heeft.