Op hoop van zegen
Het eerste beeld van het toneelstuk Op hoop van zegen is er een van contrasten. De rijke dochter van een reder, Clementine, vindt het zo leuk om mensen uit het volk te tekenen. Ze zit in het huis van de vissersweduwe Kniertje en maakt een portret van de oude verweerde zeeman Cobus, die eigenlijk in het armenhuis woont. Clementine begrijpt weinig van de zorgen waar de zeelui mee te maken hebben. Zo heeft de jongste zoon van Kniertje, Barend, geen zin om op zee te gaan, omdat zijn vader en twee van zijn broers daar omgekomen zijn. Zoon Geert, een driftkop, wil echter juist het gevaar opzoeken. Hij is bij de marine in de gevangenis gezet, omdat hij een meerdere die zijn vriendin beledigde een klap heeft gegeven.
Gammel schip
Clementine begrijpt echter wel door dat haar vader, de reder Bos, een vuil spelletje speelt. Hij heeft een gammel schip, de 47 Op Hoop van Zegen, dat hij op zee wil sturen zodat het vergaat en hij de verzekeringsgelden op kan strijken. Hij komt bij Kniertje vragen of Barend als matroos mee wil.
BAREND, verlegen: Dag meneer.
BOS: Barendje – je komt alsof je geróepen was.
BAREND, lacherig-verwonderend: Ikke?
BOS: We hebben je nodig, ventje.
BAREND: Goed meneer.
BOS: Drommels, ’t begint hier al wat te groeie.
BAREND: Ja, meneer.
BOS: Je wordt ’n hele kerel. – Hoe lang loop je nou al zonder werk?
BAREND, schuw: Drie verreljaar…
KNIERTJE: Dat liegt-ie – meer dan ’n jaar…
BAREND: Niewaar!
JO: Wel waar! Reken maar op… november… december…
BOS: Goed, goed, kinderen. Geen kwestietjes. ’t Leven is zo kort… Nou, Barendje – heb je lust in de 47?... Wat?...
BAREND, angstig: De 47…
BOS: De `Op Hoop van Zegen’…
CLEMENTINE, verwonderd: Wilt u de ‘Hoop van Zegen’…
BOS, scherp: Hou je ‘r buiten! Hou je ‘r buiten, zeg ik!
CLEMENTINE: En vanmorgen nog…
BOS, driftig: Clementine!
CLEMENTINE: Maar pa…
BOS, heftig met de voet stampend: Wil je asjeblief vooruit gaan?
Kniertje dwingt Barend het aanbod aan te nemen, temeer omdat Bos belooft de lastpak Geert ook aan te nemen.
De vis wordt duur betaald
In het tweede bedrijf wordt de verjaardag van Kniertje gevierd, en op deze dag zal ook de 47 uitvaren. De meeste jongelui zijn opgewekt omdat er gevaren gaat worden, en als ze terugkomen zullen ze gaan trouwen met de verloofdes. Ook Geert heeft trouwplannen – en die zijn ook nodig want zijn verloofde Jo is zwanger. Als Bos langskomt ontstaat er een heftige woordenwisseling tussen hem en Geert. De laatste verwijt de reder dat de visser het levensgevaarlijke werk moet doen tegen een schamele beloning, terwijl de reder het geld opstrijkt. Het verjaardagsfeest eindigt in een chaos. Geert zet Bos het huis uit en Bos ontslaat Kniertje als zijn werkvrouw. Geert loopt opgefokt maar ook opgelucht, omdat hij eindelijk weer de zee op kan, naar de boot. Barend weigert te gaan omdat hij van een oude visser gehoord heeft dat de 47 in slechte staat is. Als de politie hem komt ophalen, maakt Kniertje zelf zijn handen los van de deurpost waaraan hij zich vastklemt.
Vijf weken later is er een zware storm. Kniertje ligt ziek in bed en Clementine komt langs om haar wat eten te brengen. Vissersvrouwen lopen binnen en vertellen elkaar over de erbarmelijke omstandigheden van de vaart. Over ziektes en ongevallen zonder medische hulp, over het overboord slaan van matrozen zonder dat die geholpen kunnen worden, over het vergaan van schepen en het verdrinken van de bemanning. De vis wordt duur betaald, zeggen de vrouwen. Vier weken later komt op het kantoor van Bos het bericht binnen dat de Op Hoop Van Zegen vergaan is. Een lijk is al aangespoeld en herkend: Barend. Kniertje komt binnen: het bericht is al rondgegaan. Ze staart totaal wezenloos de reder aan en valt van haar stokje. Als ze bijkomt belooft Bos dat ze weer mag komen schoonmaken bij hem, en geeft haar een pannetje overgebleven eten mee.
Drijvende doodskisten
Het toneelstuk in vier bedrijven heeft een enorme invloed gehad. Heijermans (1864-1924) had zich goed gedocumenteerd over de misstanden in de zeevisserij voordat hij het stuk schreef, en hij wilde ermee een wet forceren tegen de gewetenloze reders die ‘drijvende doodskisten’ het water opstuurden. In 1909 werd de Schepenwet aangenomen, waarin controle op de veiligheid van alle uitgaande schepen voorgeschreven werd. Het toneelstuk werd meteen een succes, mede door de aangrijpende vertolking van Kniertje door Esther de Boer. Ook internationaal trok het veel aandacht, niet alleen door de sociale aanklacht, maar ook door de sterkte van het stuk zelf. Ofschoon de doem van de naderende schipbreuk vanaf het begin over het stuk ligt, is de uitwerking ervan onverwachts aangrijpend, met name in het derde bedrijf als er over ondergangen in het verleden gesproken wordt, terwijl het vrijwel zeker is dat op dat moment ook de Op Hoop Van Zegen vergaat. Ironisch is dat juist Barend die niet uit wilde varen, als eerste gevonden wordt, en herkend wordt aan de oorringen van zijn vader.