Het gezin Van Paemel
Het werk van de Vlaamse auteur Cyriel Buysse (1859-1932) stond geregeld op gespannen voet met de fatsoensnormen van zijn tijd. Vooral zijn belangstelling voor seksualiteit stuitte op verzet. Buysses debuutroman Het recht van de sterkste (1893) was in katholieke ogen pure pornografie. ‘Wie respect heeft voor zichzelf en rein wil blijven, rake nooit een boek aan van dezen auteur.’ De ‘perversen dekadent’ Buysse was niet de eerste naturalist die dergelijke verwijten te horen kreeg. De kritiek is een echo van wat eerder in Frankrijk over Émile Zola was gezegd.
Schijnheiligheid
In naturalistische literatuur dient het motief van de seksualiteit onder andere om de schijnheiligheid van de burgerij aan te klagen. Zulke kritiek tegen de burgerij is een tweede naturalistisch motief in Buysses werk. In satirische eenakters, zoals De plaatsvervangende vrederechter, maakt hij de rechterlijke macht belachelijk. In de serieuzere toneelstukken worden sociale wanverhoudingen aan de kaak gesteld. Vooral zijn populairste stuk, Het gezin Van Paemel, bevat scherpe maatschappijkritiek. Tegen het decor van de economische crisis en het opkomende socialisme schetst Buysse de ondergang (‘reinewoassie’) van het pachtersgezin Van Paemel. Een onwaarschijnlijke hoeveelheid ellende daalt neer over het gezin: dochter Romanie wordt gedwongen op het kasteel van de baron te werken en krijgt een kind van de jonge baron, zoon Désiré sterft, zoon Kamiel deserteert uit de ordetroepen, de baron verhoogt het pachtgeld zodat Van Paemel niet kan blijven, en ga zo maar door.
Generatieconflict
Vader Van Paemel reageert op iedere nieuwe catastrofe met zijn eeuwige antwoord: ‘An ‘t wirk, nondedzu! tot da’k er bij cravere.’ Zijn gelatenheid staat in contrast met het verzet van zijn kinderen, in het bijzonder van Eduard, die opkomt voor sociale rechtvaardigheid. Zo vecht het gezin niet alleen een politieke strijd, maar ook een generatieconflict uit. De halsstarrige en onredelijke boer heeft geen begrip voor de nieuwe denkbeelden van zijn kinderen, en bewerkstelligt zo zijn eigen isolement.
Extreme ellende
Net als de door hem bewonderde Herman Heijermans in het toneelstuk Op hoop van zegen, schrikt Buysse in dit toneelstuk niet terug voor het grote gebaar: de personages vallen ten prooi aan extreme ellende. Troost is slechts te vinden in de rijkelijk vloeiende ‘dreupelkens dzjenuiver’, en – vooral voor dochter Céléstine – bij God. De oudste zoon Van Paemel reageert er woedend op: ‘‘k ‘n Geleuve nie mier aan uldere God: d’r ‘n es giene God veur d’oarme meinschen.’ Anders dan de typische ongelukkige eindes van naturalistische literatuur biedt het toneelstuk hoop voor een nieuwe generatie, zij het dan buiten Vlaanderen: de kinderen beginnen een nieuw leven in Amerika. Zowat het hele stuk is ten slotte geschreven in Oost-Vlaams dialect, dat Buysse treffend laat contrasteren met het Frans van de baron die het gezin uitbuit.
Klara-podcast: Tantes van Cyriel Buysse
De literaire canon 29, met Michiel Hendryckx. Cyriel Buysse wordt misschien wel het meest gelinkt aan Het gezin van Paemel, zijn beroemde toneelstuk over het Vlaamse boerenleven in de 19de eeuw. Eén van zijn latere romans is Tantes uit 1924.