De slag om de Blauwbrug

A.F.Th. van der Heijden, 1983
Geschreven door Martijn Nicolaas

De slag om de Blauwbrug is een novelle , die de proloog vormt van de bekendste romancyclus uit de hedendaagse Nederlandstalige literatuur: De tandeloze tijd van de Nederlandse schrijver A.F.Th. van der Heijden. Deze proloog verscheen tegelijkertijd met het eerste deel van de cyclus, Vallende ouders. De novelle volgt Albert Egberts, een negenentwintigjarige man die in de nacht voor 30 april 1980 door de binnenstad van Amsterdam loopt, op zoek naar een auto die hij kan openbreken. Hij is verslaafd aan heroïne en heeft geld nodig om de drugs te kunnen kopen.

In vier hoofdstukken beschrijft De slag om de Blauwbrug de route die Albert Egberts loopt: van het Muntplein waar hij twee jongens observeert die een kraam aan het opzetten zijn, naar het Rembrandtplein waar hij in de rij staat voor een taxi. Dan in de taxi naar het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis bij het Oosterpark waar hij met een vriendin, de verpleegkundige Suzy Cox in een kroeg belandt, en vervolgens door de Wibautstraat weer terug richting centrum waar hij in een demonstratie terechtkomt. En zo loopt hij de Blauwbrug over de Amstel op waar hij met een steen in zijn hand tegenover de Mobiele Eenheid (ME) en onder een politiehelikopter komt te staan, het dramatische hoogtepunt van de novelle:  

Alleen ik bleef staan, kaarsrecht, met de seconden minder ziek. Dicht boven me snorden de bladen van de hefschroef als een waanzinnige ventilator. Doordat mijn ogen nog brandden en traanden van het gas (…) leken de wieken één geheel te vormen, één grote, half doorzichtige schijf: een ME-schild van reusachtige afmetingen, in stelling gebracht om mijn steen op te vangen. De machine liet zich nog meer zakken… en nog iets verder… koket schommelend… bedelend om de steen. Bulderend riep hij me zijn smeekbede toe. (…) Het was precies wat mijn leven nu nodig had… Slingerde ik nu, zoals me zo dringend gevraagd werd, mijn steen in de wieken, dan zou het mensenlevens kosten, (…). Maar was dit wel de genoegdoening die ik zocht?

Uiteindelijk gooit hij de steen niet, hij aarzelt te lang, herinnert zich hoe hij ooit meerdere keren misgooide naar een blikkentoren op een kermis ten overstaan van zijn moeder en zijn oom en het moment gaat voorbij. Na zijn mislukte relaties met meisjes, zijn onafgemaakte studie en zijn voortdurende heroïneverslaving, faalt hij opnieuw in een poging zijn leven betekenis te geven.

'Geen woning, geen kroning'

De demonstratie waar Albert in terechtkomt, heeft echt plaatsgevonden: het gaat hier om het zogenaamde kroningsoproer op 30 april 1980, de dag dat prinses Beatrix gekroond werd tot de nieuwe koningin van Nederland. Er was ook in die tijd veel woningnood en onder de leus 'Geen woning, geen kroning!' gingen krakers, autonomen en jongeren de straat op met verschillende doelen: een deel protesteerde tegen de woningnood, anderen waren van plan de inhuldiging te verstoren. De dag eindigde in grote krakersrellen in Amsterdam, waarbij de politie en de ME een ware veldslag uitvochten met de demonstranten. De ‘slag om de Blauwbrug’ was er een van en kreeg door Van der Heijden een plek in de Nederlandstalige literatuur. Ook in de volgende delen van De tandeloze tijd zou hij vaak actuele gebeurtenissen in zijn boeken verwerken.

Leven in de breedte

De route die Albert door Amsterdam aflegt, is eigenlijk niet het belangrijkste element in de novelle. Dat is eerder wat Albert dénkt als hij door de stad loopt. En dat is ook precies wat Van der Heijden met zijn boek wil vertellen: door op momenten in je leven allerlei herinneringen op te halen, kun je de tijd vertragen. ‘Dertig werd ik en mijn leven verliep trager dan ooit’, denkt Albert als hij in de rij voor de taxi staat. Die vertraging kun je pas echt in gang zetten, als je je leven niet in de lengte leeft, maar in de breedte, weet Albert. En dat is in feite het grote thema van de romancyclus De tandeloze tijd, die Van der Heijden in de proloog al aanstipt. Als Albert in het eerste hoofdstuk van De slag om de blauwbrug in een auto inbreekt, doen dingen in die auto hem denken aan gebeurtenissen uit zijn jeugd: 

Nietsvermoedend opende ik een deur naar een lang verwaarloosde manier van leven, die ik ooit, bij gebrek aan betere woorden, ‘Leven in de breedte’ had genoemd. Want er was een duizelingwekkend bestaan mogelijk – niet ‘in de lengte’, zoals we het gewend waren, maar in de breedte, waar alles sneller verliep, meer in beweging was, geen aardse tijd verloren ging: waar alle gebeurtenissen zich gelijktijdig afspeelden, in plaats van elkaar tijdrovend op te volgen… (p. 22-23).

Door iedere minuut zo rijk van herinnering en ervaring te maken, lijkt het of die minuut niet ten einde kan komen. Zo doorbreek je de lineaire tijd: door sensaties tegelijkertijd te beleven en een moment eindeloos te kunnen laten uitdijen, om zo de tand des tijds, en uiteindelijk de dood, te slim af te zijn. ‘De tand des tijds’ is een uitdrukking waarmee de vernielende werking van de tijd wordt aangeduid: de tijd ‘knaagt’ aan al het levende en vernietigt het zo. 

De tandeloze tijd

Na De slag om de Blauwbrug en het eerste deel Vallende ouders, verschenen in de loop der jaren de andere delen van de romancyclus De tandeloze tijd, die daarmee inmiddels uit negen romans bestaat: 

•    Vallende ouders (deel 1, 1983)
•    De gevarendriehoek (deel 2, 1985)
•    Het hof van barmhartigheid (deel 3, eerste boek, 1996)
•    Onder het plaveisel het moeras (deel 3, tweede boek, 1996)
•    Advocaat van de hanen (deel 4, 1990)
•    De helleveeg (deel 5, 2013)
•    Kwaadschiks (deel 6, 2016)
•    Stemvorken (deel 8, 2021)
•    Zogkoorts (deel 13, 2023)

Dat al deze romans omvangrijk van lengte zijn – Onder het plaveisel het moeras telt bijvoorbeeld 766 pagina’s – is niet vreemd gezien het thema van de vertraagde tijd en de uitdijende momenten en herinneringen. Van der Heijden beschrijft elke minuut in zijn verhalen uitgebreid en minutieus in lange, meanderende zinnen vol virtuoze beeldspraak. Daarmee lijkt de schrijver zeker beïnvloed door de cyclus À la recherche du temps perdu (‘Op zoek naar de verloren tijd’) van de Franse schrijver Marcel Proust (1871-1922), waarin een leven ook zeer gedetailleerd herinnerd en beschreven wordt.

Ook het beschreven leven en de personages in de cyclus dijen alsmaar uit. Waar in de eerste delen met name het verhaal van Alberts Egberts en zijn ouders en vrienden centraal staat (zijn jeugd in Geldrop, studententijd in Nijmegen en latere junkiebestaan in Amsterdam), krijgen in de andere delen steeds meer bijfiguren in Alberts’ leven aandacht. Zo gaat Advocaat van de hanen over de advocaat Ernst Quispel, De helleveeg over een tante van Albert Egberts (Tante Tiny) en Stemvorken over Alberts’ vriendin Zwanet Vrauwdeunt. 

Realisme en straatrumoer

A. F. Th. van der Heijden debuteerde eind jaren zeventig onder het pseudoniem Patrizio Canaponi. Zijn eerste twee boeken pasten nog goed in de literaire mode van die tijd. Een groep auteurs rond het literaire tijdschrift De revisor, die beïnvloed was door het internationale postmodernisme, waaronder Frans Kellendonk, Doeschka Meijsing en Nicolaas Matsier, schreef gelaagde romans die in vraag stelden of je met literatuur de werkelijkheid echt kon beschrijven. Ze stelden het realisme in een verhaal ter discussie: je leest slechts letters en ze lieten zien dat hun personages de wereld om zich heen enkel via de taal en de verbeelding kunnen benaderen. ‘Academisme’ of ‘Revisor-proza’, noemden critici dit. Van der Heijden schreef aanvankelijk ook zulke postmoderne teksten, maar De slag om de blauwbrug brak daarmee, volgens de toonaangevende wetenschapper en criticus Ton Anbeek: 

Hij debuteerde als ‘Canaponi’ in De revisor, schreef een veel-gelaagde roman De draaideur (1979), maar begon daarna onder zijn eigen naam (…) aan een trilogie De tandeloze tijd (…), waarin op een virtuoze manier een jeugd in Geldrop, een studententijd in Nijmegen en een junkieleven in Amsterdam worden opgeroepen. Deze voorbeelden laten zien dat de realistische traditie in Nederland nog springlevend is.

Interessant is dat dezelfde wetenschapper een aantal jaren daarvoor opriep tot meer ‘straatrumoer’ in de Nederlandstalige literatuur. Met die oproep leverde hij kritiek op het feit dat het leven van alledag en de reflectie van actuele gebeurtenissen naar zijn oordeel in veel eigentijdse Nederlandse romans ontbraken. De slag om de Blauwbrug met de krakersrellen en de latere delen van De tandeloze tijd zoals Advocaat van de hanen (de dood van de Amsterdamse kraker Hans Kok) en Het hof van barmhartigheid (de rechtszaken tegen Annie E. uit Bemmel) zijn voorbeelden dat er in de Nederlandstalige literatuur wel degelijk reflectie is op actuele gebeurtenissen.

Maar of De tandeloze tijd echt zo puur realistisch is, valt te betwijfelen. Juist de manier waarop het personage Albert Egberts eerder in zijn herinneringen leeft en zijn visie op het ‘leven in de breedte’ laten zien dat ook in Van der Heijdens werk een ambivalente relatie tot de werkelijkheid aanwezig is.
 

SchoolTV: Hugo Claus en A.F.Th. van der Heijden

Claus en van der Heijden brengen in de jaren ’80 de heersende onvrede over de politiek en de maatschappij van dat moment, over in hun boeken. Uitzending van Schooltv, 11 juni 2014.