De waardering voor vrouwelijke auteurs in de 20e eeuw
Na eeuwen waarin vooral mannen literatuur publiceren, zwelt met de eerste feministische golf ook een golf van vrouwelijke auteurs aan. De ene na de andere vrouw debuteert aan het begin van de twintigste eeuw. Met name in de jaren dertig begint dat op te vallen. Top Naeff, Annie Salomons, Margo Antink, Jeanne Reineke van Stuwe, Jo de Wit, Marie Koenen, Virginie Loveling: ze zijn razend populair bij het publiek. Ondanks (of dankzij?) hun succes negeren de critici hun werk of nemen dat niet zo serieus. Net als in de negentiende eeuw wordt literatuur door vrouwen nog steeds als minderwaardig beschouwd. Dat komt voort uit de ‘geslachtskaraktertheorie’, zo vertelt wetenschapper Erica van Boven ons. ‘De man’ en ‘de vrouw’ hebben nou eenmaal andere, zelfs tegengestelde krachten, vermogens en taken, dacht men toen.
Voor de populaire verhalen werd een term uit de negentiende eeuw van de plank gehaald: de 'damesroman'. De Tachtiger Willem Kloos gebruikte deze term om er zijn afkeuring mee uit te drukken. Romans van vrouwen waren in zijn ogen suf en duf, want ze waren ouderwets in vergelijking met het werk van de vernieuwende Tachtigers.
Eerste helft 20e eeuw
De jonge recensenten uit het begin van de twintigste eeuw gebruiken de term opnieuw omdat zij het werk van vrouwelijke auteurs 'ordinair' en triviaal vinden: het is 'met de breipen gehaakt', zo stellen ze (al is het moeilijk haken met een breipen). Menno ter Braak voert als criticus in de jaren dertig een ware campagne tegen ‘het gezapig realisme van de Nederlandse damesroman' en de 'mevrouw-schrijfsters'. Hij keurt fel de 'populaire vrouwenromans' af die te veel gericht zijn op het lezerspubliek en daarom niet literair kúnnen zijn. Bovendien stelt hij het niet op prijs wanneer in die romans een negatief beeld van mannen voorkomt. Dat is 'onvrouwelijk'. Hij vindt dat de auteurs ‘een wreed spel met opgedane emancipatielessen’ spelen. Zo komt het dat vrouwelijke auteurs in de jaren dertig gerekend worden tot een minderwaardige literaire groep, terwijl de inhoud van hun werk gestigmatiseerd raakt.
Maar van een groep zoals Ter Braak die zag, was helemaal geen sprake. De vrouwelijke auteurs sluiten zich zelden expliciet aan bij bestaande literaire tradities zoals het naturalisme of realisme. Ze volgen hun eigen pad. Mede daardoor doen ze niet aan polemiek, rekenen ze niet af met hun voorgangers en richten ze geen literaire tijdschriften op. Dat versterkt het beeld: ze blijven weggezet als groep, maar literair inhoudelijk onzichtbaar.
Carry van Bruggen is de uitzondering die de regel bevestigt. De critici uit de jaren dertig hijsen haar roman Eva op het schild, waar de bijna honderd andere vrouwelijke auteurs uit haar tijd worden afgedaan als onbelangrijk. Al kan Ter Braak het in 1934 toch niet laten om haar onderuit te halen: ‘Een schrijfster met zo bijzondere gaven als Carry van Bruggen is toch in vele opzichten blijven steken in de eeuwige problematiek van het damesgenre.’
De jaren vijftig: vier paren van vooroordelen
Naarmate de twintigste eeuw vordert, blijft de gedachte dat vrouwen niet echt kunnen schrijven hardnekkig bestaan. Verwerkt een vrouw in de jaren vijftig bijvoorbeeld filosofische ideeën in haar boek, dan is dat te hoog gegrepen. Ze kan zich beter overgeven aan haar 'nestjesinstinct', schrijft een recensent. Ondertussen krijgt een man juist lof toegezwaaid voor zijn filosofische ideeën.
De wetenschapper Marianne Vogel ontdekte een patroon. Recensenten in de jaren vijftig van de twintigste eeuw gebruiken steeds opnieuw vier paren van eigenschappen die ze aan verhalen van mannen en vrouwen toeschrijven en die de literaire kwaliteit van een boek bepalen (zie onderstaand lijstje uit Recensies! van Marianne Vogel). Tederheid en een gevoelsmatige instelling vinden critici bijvoorbeeld typisch vrouwelijk en onliterair, terwijl kritische analyse en een rationele instelling van mannen geprezen wordt.
- gedetailleerd en wijdlopig schrijven versus overzicht en beknoptheid
- vormloos schrijven, geen beheersing hebben versus vormende kracht en beheersing
- tederheid en een gevoelsmatige instelling versus kritische analyse en een rationele instelling
- zwakheid, zachtheid, toegeeflijkheid versus kracht, hardheid, agressie
Delen uiteenlopende auteurs als Anna Blaman, Marga Minco, Willy Corsari of Jacoba van Velde werkelijk een 'gevoelsmatige instelling'? Nee natuurlijk. Toch wordt hun werk daarop beoordeeld, vanwege hun vrouw-zijn. Het is steeds de vooringenomenheid (de genderbias) van de recensenten waardoor de literatuur van vrouwelijke auteurs in de jaren vijftig als minder literair wordt gezien.
De jaren zeventig
Rond de tweede feministische golf, in de jaren zeventig van de twintigste eeuw, lijkt er opnieuw een golf aan romans van vrouwen te verschijnen. En opnieuw reageren er critici met weerzin: 'weer een vrouwenboek uit het puberale tijdperk van de emancipatie' schrijft bijvoorbeeld een recensent. Vrouwenbelevenissen, zoals die van Anja Meulenbelt in De schaamte voorbij of van Rosa uit En dan is er koffie (Hannes Meinkema), vindt men per definitie onliterair. En wanneer vrouwelijke auteurs bestsellers schrijven, is dat in navolging van Menno ter Braaks ideeën een ‘verdacht’ teken: daardoor kan er geen sprake meer zijn van ‘echte’ literatuur.
Terwijl de recensenten uit de jaren zeventig steeds vaker opmerken dat het wemelt van de vrouwelijke hoofdpersonen, blijkt uit onderzoek dat het aantal vrouwelijke personages in de literatuur vanaf de jaren zeventig tot het einde van de twintigste eeuw totaal niet is toegenomen, sterker, nog even gering is.
Bovendien blijven recensenten ook in deze tijd vrouwelijke auteurs op basis van hun sekse tot een groep rekenen, net zoals critici dat in de jaren dertig deden. Omdat zij in de jaren tachtig debuteren, heten Tessa de Loo, Vonne van der Meer en Renate Dorrestein bijvoorbeeld 'de Meisjes van Tachtig'. Natuurlijk worden Oek de Jong, Frans Kellendonk en A.F.Th. van der Heijden niet ‘de Jongetjes van Zeventig’. En Hella S. Haasse blijft buiten de 'Grote Drie'; zij is net als Carry van Bruggen een uitzondering die de regel lijkt te bevestigen.
Einde van de eeuw
Marianne Vogel herhaalde een deel van haar onderzoek aan het einde van de twintigste eeuw en kwam tot de slotsom dat critici nog steeds de vier paren gebruiken om te bepalen of een literair werk geslaagd is of mislukt. Het is interessant om je af te vragen in hoeverre recensenten in de eenentwintigste eeuw dat nog steeds doen. En jijzelf? Corina Koolen onderzocht in de eenentwintigste eeuw met de computer het literaire gehalte van romans: lezers vinden romans geschreven door mannen met een mannelijke hoofdpersoon (nog steeds) het meest literair. Is het geslacht van de auteur echter onbekend, dan verdwijnt de genderbias. Interessant, nietwaar?
Wetenschap vandaag: Feministische golven niet terug te vinden in literatuur
Vrouwelijke romanpersonages delven nog steeds het onderspit, blijkt uit onderzoek van Roel Smeets, literatuurwetenschapper van de Radboud Universiteit. Tussen 1960 en en 2010 is geen ontwikkeling te zien in hoe vaak vrouwen voorkomen, ten opzichte van mannen. En ook hun rol is de romans is ongewijzigd gebleven. Volgens Smeets is dit niet alleen te wijten aan de schrijvers, die te weinig vrouwen opvoeren, maar ligt het ook aan de gatekeepers in de literatuur: uitgeverijen, jury's, recensenten en de literatuurwetenschappen zelf.
Vlogboek x Fixdit: Een revolverschot van Virginie Loveling
In deze video bespreekt Jörgen de roman Een revolverschot (1911) van Virginie Loveling. Deze video werd gemaakt in opdracht van Fixdit en maakt deel uit van een serie video’s voor het voortgezet onderwijs met moderne literaire klassiekers geschreven door vrouwen.
Vlogboek x Fixdit: Laten we vader eruit gooien van Mary Dorna
In deze video bespreekt Jörgen Laten we vader eruit gooien (1967) van Mary Dorna. Deze video werd gemaakt in opdracht van Fixdit en maakt deel uit van een serie video’s voor het voortgezet onderwijs met moderne literaire klassiekers geschreven door vrouwen.