Hella S. Haasse
Hella Haasse is de auteur van een omvangrijk, divers en zeer vernieuwend oeuvre. In haar werk onderzoekt Haasse thema’s als identiteit, ontworteling en het (on)vermogen om de ander echt te kennen.
Bekend en minder bekend
Oeroeg is waarschijnlijk het bekendste boek van Hella S. Haasse (1918-2011), het is in ieder geval het meest vertaalde. Oeroeg is een novelle uit 1948, oorspronkelijk een Boekenweekgeschenk, over de intense vriendschap tussen twee jongetjes. De ene is de zoon van de Nederlandse administrateur van een theeonderneming, de andere is de zoon van de Javaanse bediende van het gezin. Eenmaal ouder, komen de jongens, gewapend, lijnrecht tegenover elkaar te staan tijdens de bevrijding van Indonesië. Het was Haasse's officiële debuut en is in menig opzicht exemplarisch voor haar werk. Thema's als eenzaamheid, ontworteling en het niet kunnen kennen van de ander, maar dat wel willen, komen in heel haar oeuvre voor. In het populaire Heren van de thee (1992) diept ze die thema's uit door het plantersleven in Nederlands-Indië tot onderwerp te nemen.
Haasse was een van de grootste schrijvers uit het Nederlandse taalgebied, zo concludeert haar biograaf Aleid Truijens. Ze schreef volgens de biograaf spannend, poëtisch en geheimzinnig, op een 'postmoderne' manier gelaagd, feministisch en geëngageerd. En ze schreef heel veel. Haar werk bestaat uit meer dan twintig romans, vijf autobiografieën, toneel, poëzie, korte verhalen en ettelijke essays. Haasse viel bovendien als enige schrijver in onze letteren de eer te beurt om drie Boekenweekgeschenken te schrijven. Transit (1994) is het derde Boekenweekgeschenk, dat tamelijk onbekend is gebleven. Een pubermeisje doolt door de stad van haar jeugd. Ze komt terecht in een wereld van drugs, jeugdprostitutie en vrouwenhandel. Een gevaarlijke verhouding of Daal-en-Bergse brieven (1976) is ook weinig bekend. Daarin laat Haasse een historisch romanpersonage en een hedendaags romanpersonage kritische brieven naar elkaar schrijven. En wie kent het deels autobiografische Zelfportret als legkaart (1954)? Essays over Elckerlyc, de universele mens, wisselt Haasse af met verhalen over een moeder vlak na de Tweede Wereldoorlog. Op een originele manier vermengt ze in dit boek de bloedeloze geschiedenis, de feiten, met de persoonlijke beleving daarvan. Daardoor krijgt die geschiedenis een andere betekenis.
Op de troepen vooruit
Juist dit soort romans bewijzen hoezeer Haasse voor de Nederlandse literatuur een vernieuwer was. Ze sloot zich niet aan bij literaire stromingen, maar nam er wel kennis van. Als kind las ze veel; haar vader was een detectiveschrijver, de kast was thuis gevuld met klassiekers. Gretig bleef ze tijdens haar leven de wereldliteratuur en nieuwe Nederlandse literatuur volgen. Door die enorme internationale belezenheid en het vele onderzoek dat zij voor vrijwel al haar romans deed, voer zij een volstrekt eigenzinnige koers. Vaak op de troepen vooruit.
Zo verkende ze in Zelfportret als legkaart (1954) en de roman Huurders en onderhuurders (1971) het postmodernisme, nog voordat dit een stroming werd in de jaren tachtig. Terwijl de tweede feministische golf nog moest beginnen, schreef ze in Een kom water, een test vuur (1959) al kritisch over de beeldvorming van Marilyn Monroe en Brigitte Bardot. Zij werden alleen om hun lichaam en niet om hun intelligentie geprezen. In 1964 hield ze in het essay ‘E”mens”ipatie’ een zelfs nu nog modern pleidooi; konden we in onszelf de mannelijke en vrouwelijke kanten gelijkelijk waarderen, dan zou er meer gelijkheid tussen de seksen ontstaan. Iets later schreef ze vooruitstrevend een kleine geschiedenis van vrouwelijke auteurs in het tijdschrift Raster. Ook bestudeerde zij als eerste nauwkeurig en diepgravend het werk van W.F. Hermans, Jan Wolkers en Simon Vestdijk op vrouwelijke elementen, onder andere in Leestekens (1965).
Eigenzinnig was ze ook in haar historische romans. Terwijl Walter Scott de wetten van de historische roman wel zo'n beetje had vastgelegd, liet Haasse zich daar niet door inperken. In Een gevaarlijke verhouding (1976) rekte ze de grenzen op tussen feit en fictie, droom en realiteit, heden en verleden. Ook in de korte historische ideeënroman Een nieuwer testament (1966) daagde ze het genre uit. Ze vond dit haar beste boek, juist omdat het verhaal niet samen te vatten is. Het gaat over dichter Claudius Claudianus, een Egyptenaar uit de vijfde eeuw na Christus die zichzelf in Rome opnieuw moest uitvinden. Van zijn innerlijke leven en de verbondenheid met een lotgenoot maakte ze een mozaïek. Iets soortgelijks, met nog meer personages, deed ze in de caleidoscopische roman De scharlaken stad (1952), die zich afspeelt in het zestiende-eeuwse Italië.
Verrassende techniek en stijl
Het zijn de uitdagende literaire technieken die Haasse tot een vernieuwer maken. Hoe ze karakters en tijden afwisselt, hoe ze verschillende personages om beurten het woord geeft en hoe ze dat iedere keer anders aanpakt. Haar stijl blijft herkenbaar door de compactheid, het poëtische, vaak unheimische, de lange zinnen en de uiterst precieze beschrijvingen van hoe het innerlijk zich tot zijn omgeving verhoudt. De personages leggen zo eerlijk mogelijk rekenschap af van hun handelen. 'Het dieptelood neerlaten', noemde ze dat. Haar humor was scherp, vilein en intellectueel, met veel verwijzingen naar andere kunst, zoals toneelstukken of films (waaruit ook haar cultureel brede interesse nog eens blijkt). Daardoor krijgen ze iets van inside jokes: de kenner snapt ze.
De bron van het schrijven
Haasse, in 1918 geboren in Batavia, groeide op in Nederlands-Indië. Op haar zevende werd haar moeder ziek, zij moest herstellen in Zwitserland. Zonder afscheid te kunnen nemen werd ze van haar moeder (en de rest van het gezin) gescheiden en eerst naar haar onsympathieke grootouders in Heemstede en daarna naar een Baarns kinderpension gestuurd. Dit eerste moment van eenzaamheid, uit haar Nederlands-Indische cocon gerukt, is voor haar bepalend geweest. De scheiding viel haar zwaar en het pension bood haar geen geborgenheid. Daarom dook ze onder in de wereld van de fantasie en begon te schrijven. Ze voelde zich voorgoed een buitenstaander die de wereld observeerde, maar er geen deel van uitmaakte. "Blind, onbewust, schommelde mijn ik tussen de twee polen: de neiging één apart en het verlangen allen te zijn", vertelde ze. Uit dit tegenstrijdige verlangen, zo schrijft Truijens, is Haasse's schrijverschap ontstaan.
Rond haar twaalfde, toen Haasse weer in Nederlands-Indië woonde, kwam ze werkelijk tot ontplooiing. Ze zei in 2004: "Het was de tijd waarin mijn zintuigen volledig opengingen. De glorie van de ontdekkingen, dat is me altijd bijgebleven. Het is de dynamiek die in je zit, het nieuwsgierig zijn, altijd ergens achter willen komen. Ik heb dat nog, al klim ik niet meer in bomen."
Datgene waaraan je Haasse's werk dan ook het beste kunt herkennen is de honger naar kennis. Steeds draait het daarbij om de grote vraag: "Wie ben ik in relatie tot anderen of tot mijn tijd?" Soms laat ze zich daarbij leiden door bestaande egodocumenten, zoals in het geromantiseerde levensverhaal van de achttiende-eeuwse Charlotte Bentinck, Mevrouw Bentinck of Onverenigbaarheid van karakter (1978). Soms gebruikt ze daarvoor de symboliek van de doolhof of de mythologie, met name in haar vroege werk. Neem De ingewijden (1957), een modernistische roman zoals Hermans en Mulisch er schreven. Dit verhaal speelt op Kreta. De personages zitten er opgesloten in hun eigen mythen. Meanderend zoeken zij naar een uitgang, of eigenlijk: naar de ander in zichzelf. Dat geeft dit soort verhalen iets geheimzinnigs en spannends.
Haasse nodigt je uit in haar werk met haar mee te onderzoeken, het geheim te ontdekken wie wij mensen zijn. Wie haar écht wil kennen, zo zei ze altijd, moet haar werk lezen. Daarin vertolkte zij wat niet uit te spreken viel.
SchoolTV: Hella Haasse
De wortels van Nederlandse schrijvers als Hella Haasse en Adriaan van Dis liggen in Nederlands-Indië. Hun werken Oeroeg en Hollandse duinen geven hun jeugdherinneringen weer en een kritische kijk op de Nederlandse kolonisatie.
Fixdit podcast: Een gevaarlijke verhouding of Daal-en-Bergse brieven
In Een gevaarlijke verhouding of Daal-en-Bergse brieven correspondeert een 20ste eeuwse auteur – waarin we Haasse herkennen – met de markiezin de Merteuil, een van de hoofdpersonages uit Choderlos de Laclos’ Les liaisons dangereuses (1782). Annelies Verbeke praat met Haasse-biograaf Aleid Truijens, met Vamba Sherif en met Fleur Speet over Haasses verhouding tot vrouwelijkheid en feminisme, over de vele literaire referenties in dit vernieuwende werk en over hoe Haasse haar persoonlijke worstelingen in dit boek verwerkte.