Rederijkerij
De rederijkerskamers speelden een centrale rol in het literaire leven in de laatmiddeleeuwse stad. Rederijkers hielden zich bezig met literatuur in wedstrijdvorm.
Wie het mooiste gedicht maakt en dat het best kan voordragen wint een zilveren beker en een kan wijn. Degenen die het beste toneelstuk spelen, krijgen drie zilveren schalen en een lauwerkrans. Ten slotte is er ook nog een prijs voor de nar die de toeschouwers het hardst kan laten lachen. Literatuur in wedstrijdvorm was in de vijftiende en zestiende eeuw een geliefde bezigheid.
Thuis- en uitwedstrijden
Overal in het Nederlandse taalgebied werden rederijkerskamers opgericht. Dat waren verenigingen van mensen die van literatuur hielden en met elkaar hadden afgesproken om ongeveer een keer per maand allemaal een gedicht te schrijven over een opgegeven onderwerp. Het gedicht, dat aan strenge regels moest voldoen en vaak uiterst kunstig was gemaakt, moest worden opgedragen aan de prins van het gezelschap (een soort voorzitter), en wie zich niet aan de regels hield, moest een boete betalen. In uitgebreide reglementen waren al deze spelregels vastgelegd, zoals bijvoorbeeld in het reglement van rederijkerskamer ‘De Fonteine’ te Gent, dat in 1448 werd opgesteld.
Regelmatig werden er ook wedstrijden gehouden tussen rederijkers uit verschillende steden. Een beroemd voorbeeld is de Gentse wedstrijd uit 1539. De organiserende kamer stuurde dan maanden van tevoren een uitnodiging naar alle steden in de wijde omgeving. Die kaart (zoals de uitnodiging werd genoemd) gaf aan wat de opdrachten waren en welke prijzen er vielen te verdienen. Vaak bestond de wedstrijd, die ook wel landjuweel werd genoemd, uit verschillende onderdelen en waren er prijzen te verdienen met toneel (zowel serieus als komisch) en met gedichten.
Rederijkers en de stad
Rederijkers speelden in veel steden een belangrijke rol bij feesten en plechtige gebeurtenissen. Bij processies bijvoorbeeld, wanneer een groot deel van de bevolking door de stad trok om te bidden, werden allerlei Bijbelse maar ook niet-Bijbelse taferelen uitgebeeld. Rederijkers hadden een groot aandeel in de organisatie en uitvoering hiervan. Ook tijdens officiële bezoeken van een vorst werd de stad versierd en stonden er vele podia langs de route die hij volgde. Zo ging het ook toen Johanna van Castilië, de moeder van Karel V, in 1496 Brussel bezocht. Een kunstenaar heeft in een lange reeks tekeningen vastgelegd wat er allemaal te zien was. Rederijkers hielpen bij de uitbeelding van de scènes die vaak een politieke boodschap hadden: de stad wilde haar invloed laten zien en de goede verhouding met de vorst benadrukken.
Stadsbesturen zagen het belang in van rederijkers, die een rol konden spelen bij de propaganda voor de eigen stad. Ze deden dan ook hun best om rederijkers aan zich te binden. In verschillende steden werden stadsdichters aangesteld. In 1466 kreeg Brugge als eerste zo'n stadsdichter: . Hij was de bekendste dichter uit de vijftiende eeuw en hij schreef tientallen toneelstukken (waarvan er maar één bewaard bleef) en honderden gedichten. Zijn gedicht Vander mollen feeste beschrijft de dood als een feest van de mollen waarvoor iedereen is uitgenodigd. In een kleurige stoet trekt iedereen langs: jong en oud, arm en rijk. Ondanks het serieuze onderwerp heeft het gedicht een humoristische ondertoon die in veel meer gedichten van De Roovere voorkomt.
SchoolTV: Poëzieclubs uit de middeleeuwen
Rederijkers spraken af om een keer per maand allemaal een gedicht te schrijven over een opgegeven onderwerp. Het gedicht, dat aan strenge regels moest voldoen en vaak uiterst kunstig was gemaakt, moest worden opgedragen aan de prins van het gezelschap (een soort voorzitter), en wie zich niet aan de regels hield, moest een boete betalen. Dit lijkt misschien een formule voor vrijblijvende spielerei, maar de rederijkers schrokken er niet voor terug om heftige thema’s bij de kop te pakken.