Het Gruuthusehandschrift
Wereldstad
Als je het hebt over wereldsteden denk je aan New York, Londen of Parijs. Ze hebben een grote aantrekkingskracht op mensen uit alle delen van de wereld. En er wonen en werken miljoenen mensen. Ook in de middeleeuwen waren er wereldsteden, al woonden er veel minder mensen dan in de metropolen van onze tijd. Brugge was zo’n stad, en er woonden veertig- tot vijftigduizend mensen. Er waren wel grotere steden - Parijs bijvoorbeeld met honderdduizend inwoners - maar ook Brugge mocht er zijn. De stad leefde van de internationale handel en trok mensen aan uit alle windstreken. Op straat hoorde je niet alleen het Vlaams van de gewone Bruggelingen, maar ook het Frans van de adel, het Italiaans, Spaans, Portugees, Engels en Duits van de kooplieden en waarschijnlijk nog wel een paar talen.
Gruuthuse
Brugge, de stad waar Jacob van Maerlant leefde in de dertiende eeuw, is rond 1400 opnieuw de plek waar belangrijke schrijvers te vinden zijn. We kennen ze vooral door de liederen, gedichten en gebeden in het Gruuthuse-handschrift (zo genoemd naar de edelman en boekenverzamelaar Lodewijk van Gruuthuse). Ze zijn het werk van een groep vrienden uit Brugge. Het bekendst zijn hun liederen: vooral hoofse liefdesliedjes maar ook liederen over vrijende monniken, nonnen en priesters, over een naaldenkoopman die meer in de aanbieding heeft dan alleen het gewone naaigerei, en de aangrijpende liederen over de dood van een goede vriend (Egidius waer bestu bleven?).
Twee van die schrijvende vrienden kennen we bij naam: Jan van Hulst en Jan Moritoen. We kennen hun namen niet omdat er boven staat: ‘geschreven door Jan van Hulst’, maar omdat de teksten een acrostichon (naamdicht) bevatten. Dat houdt in dat de beginletters van een deel van het gedicht die naam te lezen geven. Dit is heel goed te zien aan het slot van een lang gebed tot Maria (zie afbeelding hiernaast) waar de naam Jan van Hulst is te lezen. Het is een mooie manier om je naam te verstoppen in een tekst, en het is bovendien een literair kunstje waarmee een schrijver laat zien hoe vaardig hij is. Van dat soort literaire kunsten hielden ze erg, die Brugse dichters.
Jan van Hulst en Jan Moritoen
We weten trouwens meer over deze twee Jannen. Ze waren bekende figuren in Brugge rond 1400. Jan van Hulst was een echte artiest: hij zorgde met zijn kameraden voor zang en spel toen de gravin van Vlaanderen Brugge bezocht in 1396, hij voerde een soort toneel op tijdens processies en jaren later, in 1428, stichtte hij de eerste rederijkerskamer (een literair gezelschap) in Brugge. Waarschijnlijk was hij toen al vrij oud. Jan Moritoen komen we op andere plaatsen in de stad tegen. Hij was betrokken bij het bestuur van de stad en had belangrijke functies op het gebied van de georganiseerde liefdadigheid, zoals het uitdelen van brood aan de armen. In de zomer van 1417 is hij overleden.
Jan Moritoen en Jan van Hulst waren geen schrijvers van beroep. Literatuur was voor hen een vrijetijdsbesteding, maar wel een uiterst serieuze bezigheid. ‘Wie zich niet ernstig met de kunst bezighoudt’ schreef een van de twee ‘is het niet waard om onze teksten te lezen of beluisteren.’
Vriendenkring
Jan Moritoen en Jan van Hulst waren lid van een vriendenkring voor wie de literatuur belangrijk was, maar die de vriendschap nog hoger in zijn vaandel voerde. Nergens zien we dit indrukwekkender dan in de liederen over de dood van Egidius, een van de vrienden. ‘Waar ben je?’ en ‘Mijn vriend, ik mis je!’ zijn woorden die iedereen herkent die zoiets heeft meegemaakt. Het Egidiuslied waarin deze woorden staan, is niet voor niets een van de bekendste middeleeuwse liederen.
Op de website van de Koninklijke Bibliotheek is het Gruuthusehandschrift in zijn geheel te zien. Klik op het venster hieronder om het digitale topstuk te bekijken.
MOOC: Het Gruuthuse-handschrift
Het Gruuthusehandschrift is een verzameling liederen, gebeden en gedichten dat rond 1400 is ontstaan in Brugge. Op dat ogenblik is Brugge een rijke wereldstad die bruist en borrelt van de handel, muziek, kunst en cultuur. Dat alles komen we tegen in de Gruuthuseliederen. De meeste teksten kennen we uit geen enkele andere bron. Dat maakt dit handschrift uniek en een grote inspiratiebron voor onderzoekers naar de vroege Nederlandstalige literatuur.