De beweging van Tachtig

Een literaire revolutie

De Beweging van Tachtig brak radicaal met de oude literatuur. In hun poezie, hun romans en hun tijdschrift, De Nieuwe Gids, zochten de ‘De Tachtigers’, onder leiding van Willem Kloos, naar een nieuwe taal en beeldspraak, die verwantschap tonen met het impressionisme. Literatuur moest geen moreel doel meer hebben, het ging om de kunst zelf. Schoonheid was het nieuwe ideaal. Daarmee waren ze deel van de grotere Europese beweging van de Romantiek.

Na 1880 komt een jonge groep schrijvers op. Zij hangen een literatuuropvatting aan die afwijkt van de vorige generatie. Literatuur moet niet moralistisch zijn, ze is een individuele uiting van een kunstenaar die daarmee andere individuen wil aanspreken. De zogenaamde Tachtigers kregen niet gemakkelijk toegang tot de traditionele tijdschriften en daarom richtten ze De Nieuwe Gids op, die al snel spraakmakend werd. De Tachtigers zijn van grote invloed geweest, omdat ze een nieuw soort taalgebruik introduceerden, de zogenaamde `woordkunst’. Bovendien waren ze zeer op impressies gericht en gebruikten ze technieken die verwant zijn aan het impressionisme in de schilderkunst.

De Nieuwe Gids

Een oude welgestelde mevrouw zou aan Willem Kloos een envelop met 1000 gulden overhandigd hebben met de woorden `dat geld beschouw ik als geheel verloren’. Kloos had haar geld gevraagd om een nieuw tijdschrift op te richten, waarin jonge schrijvers de plek konden vinden die hun geweigerd werd door de traditionele tijdschriften. De oprichting van De Nieuwe Gids was daarmee rond. Er was nu een podium voor schrijvers als Willem Kloos, Lodewijk van Deyssel en Frederik van Eeden, die vaak afwijzingen hadden moeten slikken van andere tijdschriften.

De eerste aflevering van De Nieuwe Gids opende met een hoofdstuk uit De kleine Johannes, een roman van Frederik van Eeden waarin een gevoelige, fantasierijke jongen tegenover een rationele geleerde geplaatst wordt. Vanaf het tweede nummer schreef Willem Kloos de Literaire kroniek waarin hij oude literatuur belachelijk maakte en nieuwe uitbundig bejubelde.

Revolutie in de Nederlandse literatuur

De Nieuwe Gids heeft een revolutie betekend in de Nederlandse literatuur. De literatuur die een moreel doel had werd afgedankt. Het ging nu alleen nog maar om de kunst zelf, die aan zichzelf genoeg had. De nieuwe literatuur moest ook nieuwe vormen vinden. De auctoriale (alwetende) verteller in de roman, die commentaar gaf op de verwikkelingen en die duidelijke voorkeuren had, werd afgeschaft. Een roman moest neutraal zijn, geen standpunten vooraf innemen. Ook in de taal zochten de schrijvers naar vernieuwing. Het introduceren van spreektaal en grove taal was niet voldoende. Er moest ook een taal gemaakt worden die de kleine nuances van impressies aankon. Als literatuur de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie is, zoals Kloos schreef, dan hoort daar ook een allerindividueelst woordgebruik bij. Dat werd de zogenaamde `woordkunst’ met veel nieuwvormingen (neologismen) en ongebruikelijke koppelingen, zoals in dit fragment uit Een liefde van Lodewijk van Deyssel. De hoofdpersoon Mathilde ondergaat de impressie van haar bloeiende tuin:

Audio file
Fragment voorgelezen door: Anna Rademakers
De zwakkere kleuren weken nu wech; alleen het donkere paars van een perk rododendrons, het gelige en het sombere groen van het lichtelijk golvende gras en van de zoetjes wuivende bladeren-massaas, de blankheid van het huis, en de kleine plekjes van twee diep-purpere stamrozen, bleven, vergoud door de tussen het huis en de hut neêrvallende zon. En het goud, het vloeyende goud, bleef de grote kleur, en wazig golfde het heen naar Mathilde, haar ogen binnen. De tedere lauwe lucht drong tot in haar keul, verdroogde haar mond, de geur van jasmijnen, in een heesterbosje rechts van de hut, walmde op in haar neusgaten. Zoetjes wiemelden pakjes lucht over haar voorhoofd, haar wangen en door haar hals, neerhangende haarvlokjes in haar hals beefden stil heen en weêr.

Jacques Perk

De oprichting van De Nieuwe Gids was het natuurlijk gevolg van een reeks botsingen tussen oud en nieuw. Belangrijk voor de bewustwording van de nieuwe letterkunde was de dood van de jonge dichter Jacques Perk. Deze zoon van een Amsterdamse dominee debuteerde in 1880 met verzen over een jongeling die een onbeantwoorde liefde koestert en daardoor tot liefde voor de schoonheid komt. Zijn gedicht Iris werd geweigerd door De Gids vanwege de religieuze toon waarop hij over kunst sprak: `Schoonheid, o gij, wier naam geheiligd zij’. Perk leed aan tuberculose en stierf al in 1881, 22 jaar oud, voordat hij een bundel had kunnen publiceren. 
Willem Kloos schreef een ‘In memoriam’ waarin hij de jonge dichter het offer noemt ‘dat vallen moest, om de zielen te wekken uit den verlammenden sleur der gewoonte en der alledaagschheid’. In 1882 verscheen Gedichten van Jacques Perk, met een magistrale inleiding van Kloos, waarin hij uitspreekt dat poëzie een gave is `van weinigen voor weinigen’. Hierin staan ook de veel geciteerde zinnen: ‘De poëzie is geen zachtogige maagd, die, ons de hand reikend op de levensbaan, met een glimlach leert bloemen tot een tuiltje te binden […] doch eene vrouw, fier en geweldig, wier zengende adem niet van ons laat.’ Perk werd voorgesteld als de voorganger van een nieuwe beweging.

Willem Kloos

De geschiedenis van De Nieuwe Gids is nauw verbonden met het leven van Willem Kloos. Kloos leed regelmatig aan depressies. Hij kende angsthallucinaties, deed geregeld een poging tot zelfmoord en kwetste zijn vrienden. In die periodes ging het ook slecht met het tijdschrift. Het kwam dan niet op tijd uit en als het uitkwam, bevatte het bijdragen die de voltallige redactie niet geaccepteerd zou hebben, zoals de `Infernale impressies’ die Kloos schreef vanuit een krankzinnigeninrichting, of de `Scheldsonnetten’ tegen zijn beste vrienden.

Al in de beginjaren van het blad zijn er affaires die schandaal veroorzaakten, en niet alleen Kloos was daar verantwoordelijk voor. In 1885 publiceerde Frederik van Eeden onder het pseudoniem Cornelis Paradijs zijn Grassprietjes of liederen op het gebied van Deugd, Godsvrucht en Vaderland. Hierin maakte hij korte metten met de domineespoëzie.

Valser was de zogenaamde Julia-affaire. Kloos en Albert Verwey dichtten samen Julia, een verhaal van Sicilië onder het pseudoniem Guido. Dit was een samenraapsel van oppervlakkig goedklinkend gerijm. Het werd uitgegeven en als serieuze poëzie aan recensenten gestuurd, die erin trapten en het bundeltje prezen. Daarop maakten Kloos en Verwey zich bekend en schreven De onbevoegdheid der Hollandsche literaire kritiek, waarin ze de vloer aanveegden met de recensenten die Julia serieus genomen hadden. 

Nieuwe beeldspraak

Kenmerkend voor de literatuur van de Tachtigers is niet alleen dit protest tegen de oude generatie en de breuk met de kunst die op de maatschappij gericht was. Kunst die om de kunst geschreven moet worden heeft een nieuwe beeldspraak nodig, die visueel gericht is en waarin de natuur de bron voor de inspiratie is. Ze is individueel, subjectief en antimoralistisch. Ze is verwant aan het impressionisme in de schilderkunst, gericht op de indruk en het moment.

Een liefde (1887) van Lodewijk van Deyssel, Mei (1889) van Herman Gorter en Eline Vere (1889) van Louis Couperus gelden als hoogtepunten van deze stroming. Ze werden nog overtroffen door Verzen (1890) van Herman Gorter, waarin de dichter breekt met alle overgeleverde dichtvormen en hij kwam tot een sensitivistisch impressionistisch taalgebruik, gekenmerkt door ongrammaticaliteiten, ongebruikelijke woorden en stamelende zinnen:

De lente komt van ver, ik hoor hem komen
en de boomen hooren, de hooge trilboomen,
en de hooge luchten, de hemelluchten,
de tintellichtluchten, de blauwenwitluchten,
trilluchten.

Hélène Swarth

Een van de weinige vrouwen die waarderend werden besproken en wier werk vaak wordt opgenomen in De Nieuwe Gids was Swarth: ‘het zingende Hart in onze letterkunde’ volgens Willem Kloos. Een ander noemt de in België wonende ‘de eerste onder alle Nederlandse dichteressen uit vroeger en later tijd’.  Zoals meer vrouwelijke schrijvers in haar tijd bemoeit Swarth zich niet met de literaire debatten, ze schrijft geen manifesten of inleidingen, en is daardoor nooit als ‘Tachtiger’ erkend. De literatuurgeschiedschrijving richt zich immers vooral op degene die over vernieuwing spreken of zich verenigen rond een tijdschrift. Maar vooral het vroege werk van Swarth zoals haar bundel Rouwviolen, is goed te lezen als een typisch werk van Tachtig.

De Tachtigers

De Tachtigers maakten een einde aan de brave literaire tradities in Nederland. Schrijvers als Lodewijk van Deyssel, Willem Kloos en Louis Couperus rekenden in hun romans en gedichten af met burgerlijkheid. Schoonheid was het nieuwe ideaal.