Dichters op drift
De liefde met zijn verzoekingen en verleidingen is een van de populairste thema’s in achttiende-eeuwse literatuur. Alle varianten van liefde, trouw en ontrouw komen voor: of het nu gaat om de liefdesgedichten van Poot, de briefromans van Wolff en Deken of de sentimentele romans van Feith.
De tongzoen wordt door niemand beter beschreven dan door Bilderdijk. In zijn in 1785 verschenen erotische dichtbundel Bloemtjens vinden we onder de titel ‘Kusjens’ de volgende versregels:
Zet uw tandjes zacht en bol
In het teêrste van mijn lippen.
Nijp ze, knijp ze, laat ze glippen;
Vat, verlies ze, vat ze weer;
Knaag en kneed ze keer aan keer:
Grijp mijn tong dan vast in ’t dartelen,
Trek en slinger ze onder ’t spartelen,
Druk, en ruk, en klem, en bijt,
Zuig ze, wring ze, terg ze om strijd,
Met verliefde tandenbeetjes,
Tussen malse lippenreetjes.
Trouwen
Voor veel dichters moet de liefde een kwelling zijn geweest, want getrouwd kon er pas worden als er voldoende geld was om vrouw en eventuele kinderen te onderhouden. Maar juist schrijvers waren niet rijk. Poot klaagt in ‘Algemeene brief’:
Ter wereld minde ik nooit een jonkvrouw hartelijker.
Maar och! dat trouwgeding blijft hangen aan de spijker.
Op ’t aardrijk wordt geen mens door armoe meer gekweld,
Dan die zijn lief ontbeert, om ’t missen van het geld.
Dan wordt men pas gewaar, wat lege beurzen schaden.
Poot trouwde pas op zijn drieënveertigste. Dichter Arnold Hoogvliet was achtenveertig toen hij trouwde, Justus van Effen negenenveertig, Jacob Campo Weyerman vijftig en reisverhalenschrijver Jacob Haafner drieënvijftig. Rijklof Michaël van Goens, hoewel een groot vrouwenliefhebber, trouwde overigens nooit, evenals Balthasar Huydecoper en Pieter van Woensel.
Maar ook voor intelligente schrijfsters bleek het lastig een juiste partner te vinden. Belle van Zuylen trad pas op haar eenendertigste in het huwelijk, Elisabeth Maria Post op haar achtendertigste en Juliana Cornelia de Lannoy trouwde helemaal niet.
Slimme schrijvers sloegen munt uit de eeuwige onzekerheid inzake liefde door boekjes te publiceren met daarin voorbeelden van liefdesbrieven. In De wegwyzer der minnaars en minnaaressen (1804) vinden mensen voorbeeldbrieven ‘Van een juffer die helemaal niet geïnteresseerd is in de zender van de brief’ of ‘Van een weduwnaar aan een jongejuffer die nog onder voogdij staat'.
Seks
En seks? Volgens pornografische literatuur waren achttiende-eeuwse meiden over het algemeen makkelijk te verleiden. In De belydenis van een lichtmis (1770) is de hoofdpersoon ervan overtuigd dat Adam en Eva meteen boven op elkaar zijn gedoken. Hij voegt daar als bewijs aan toe: ‘en als de eerste Eva net zo’n type is geweest als haar tegenwoordige nakomelingen, dan zal zij op die manier ook wel het beste te behagen zijn geweest.’ In De Amsterdamse lichtmis is de hoofdpersoon verrukt van een kamermeisje dat zijn bed komt opmaken. Ze is bijna verontwaardigd als hij haar vraagt of ze nog maagd is. Natuurlijk niet, antwoordt ze, want je weet toch dat wie als maagd sterft ‘in de Elizeesche velden zeven jaar turf moet trappen of maken’. Het valt nauwelijks uit te maken of deze literaire anekdotes naar waarheid zijn opgetekend of dat we te maken hebben met mannelijke fantasie, net als bij veel hedendaagse porno.
Het is hoe dan ook voor het eerst dat vrouwen zich uitlaten over hun liefdesleven, hoewel dat zeer uitzonderlijk blijft. In 1794 verschijnt Gezangen der liefde waarin Elisabeth Maria Post openhartig schrijft over haar verliefdheid voor haar acht jaar jongere minnaar. Voor een vrouw is dat nogal ongerijmd, maar Post heeft besloten zich niets van de heersende etiquette aan te trekken. Volgens haar is echte liefde ‘de edelste, de heiligste gewaarwording van de ziel’, dus niet iets om je voor te schamen.
Voor homoseksuele liefde diende men zich wél te schamen. In 1730 brak er een grote, landelijke heksenjacht uit op homo’s. In twee jaar tijd werden er bijna driehonderd mannen vervolgd van wie er zeventig ter dood werden veroordeeld en meer dan honderd verbannen. De verdachten werden vaak door middel van marteling tot een bekentenis gedwongen. Vrouwen die het bed met andere vrouwen deelden, werden eind achttiende eeuw ‘lollepotten’ genoemd. Ook zij werden soms vervolgd.
Scheiden
Echtscheiding ten slotte was in Nederland zeer liberaal geregeld. Men kon een huwelijk laten ontbinden als bewezen was dat een van de partners ontrouw was, of als een van de partners de ander moedwillig had verlaten. Als men niet met elkaar overweg kon, had men pech, want dat was geen reden om te scheiden. In de praktijk bleken er niettemin veel oplossingen. Men kon van tafel en bed worden gescheiden. Dat betekende dat het huwelijk formeel bleef bestaan, maar dat het stel in de praktijk niet meer bij elkaar woonde. Men mocht er dan geen andere minnaars of minnaressen op nahouden. Natuurlijk liepen sommige mannen en vrouwen ook gewoon weg of gingen ze uit elkaar zonder officieel toestemming te vragen.