Telemachus
Telemachus is de zoon van Odysseus en Penelope en woont op het Griekse eiland Ithaka. Als hij jong is, vertrekt zijn vader om tegen Troje (in het huidige Turkije) te strijden. Odysseus vertrouwt de opvoeding van zijn zoon, zijn huis en het hof toe aan Mentor. Mentor wordt de beste vriend van Telemachus en samen beschermen ze de moeder van Telemachus, Penelope, tegen alle mannen die haar als vrouw willen. Wanneer Odysseus jaren achtereen wegblijft, gaat Telemachus, op advies van de godin Athena, met Mentor op reis om uit te zoeken wat er met zijn vader gebeurd kan zijn. Als Telemachus terugkeert naar Ithaka proberen de mannen die met zijn moeder willen trouwen hem te doden. Wanneer ten slotte zijn vader thuiskomt, vermomd als bedelaar, helpt Telemachus hem om wraak te nemen.
In het volgende fragment verlaten Telemachus en Mentor Kreta om terug te zeilen naar Ithaka. Venus, die zich wil wreken, zorgt er door Neptunus op te hitsen voor dat ze schipbreuk lijden.
Een ogenblik daarna hoort ieder, van angst bezweken,
Het kraken van de kiel als deze op de klippen splijt.
Het water bruist erin: zij zinkt: het naar gekrijt
Van onze roeiers klinkt erbarmelijk in onze oren.
Ik vlieg Mentor om de hals, laat hem deze woorden horen:
Zie hier de dood: we moeten die moedig ondergaan.
De goden hebben ons zo lang niet bijgestaan,
Dan om ons in dit uur te doen het leven derven.
Ach Mentor! Laat ons dan bereid zijn om te sterven:
Het is mij een troost met u te sterven in de dood:
Men kan het leven hier niet redden uit de nood.
Nee (sprak mijn boezemvriend): nee, de ware moed in lijden,
Is steeds bereid om door alles heen te strijden.
Laten wij ons zomaar troosten door de dood? Geenszins:
Men moet die onbevreesd ook weerstaan, mijn prins,
[daarop weten de twee mannen zich in veiligheid te brengen op de mast van het schip en zo drijven ze op zee]
Mijn boezemvriend zat, ondanks al het zeegeweld,
Zo moedig, zo gerust als op dit bloemrijk veld.
Geloof je (vroeg hij mij) dat onze beide levens
Aan de wind en de zee zijn ten prooi gegeven?
Geloof je dat zij je, mijn waarde voedsterzoon,
Hier kunnen doen vergaan, in weerwil van de goden?
Nee, zij beslissen over het lot van elk geschapen wezen:
Men heeft daarom het godendom, en niet de zee te vrezen.
Ideale zoon
Welke lessen kan men leren uit dit fragment? Allereerst dat een vertrouwen in de goden heel belangrijk is, want dan komt alles goed. De achttiende-eeuwse lezer zal daarbij vermoedelijk niet hebben gedacht aan de Griekse goden uit dit verhaal, maar eerder aan de christelijke God uit de Bijbel. Daarnaast leert de lezer dat hij de moed nooit moet laten zinken maar optimistisch moet blijven. Ten slotte laat deze episode zien dat Telemachus zo goed als de ideale zoon is. Hij trotseert de ergste rampen omdat hij zielsveel houdt van zijn ouders en van zijn vaderland, het eiland Ithaka.
Vertaling
Sybrand Feitama (1694-1758) koos een prachtig verhaal vol avonturen uit om deugden als optimisme, godsvrucht en vaderlandsliefde duidelijk te maken. Bovendien gebruikte hij daarvoor nu eens niet een verhaal uit de Bijbel, maar een Griekse mythe: een welkome afwisseling. Toch dankte Feitama zijn roem vooral aan zijn literaire kwaliteiten. Hij was er namelijk in geslaagd de oorspronkelijke, in het Frans geschreven prozatekst Les Aventures de Télémaque van Fénelon (1699) voorbeeldig te vertalen en zelfs om te werken tot poëzie! De bekende schrijver-journalist Justus van Effen had een hard hoofd in het project, maar toen hij de tekst eenmaal zag, was hij laaiend enthousiast. In De Hollandse Spectator van 27 februari 1733 gaf hij toe dat de vertaling niet alleen de dichter, maar ook het hele land eer aandeed. Waarom? Omdat men er geen ‘buldertaal’ en ‘waterzuchtige uitdrukkingen, hoe meer opgeblazen, hoe krachtelozer’ in aantrof. ‘Men vindt hier een zakelijke hoogdravendheid, die, naar haar ware aard, voortspruit uit een edele eenvoudigheid, en uit een eigenheid van wel gekozen woorden, die ieder rijkelijk hun aandeel tot het volmaken van de zin toebrengen.’
Feitama kan tevreden zijn geweest met deze recensie in de bekendste spectator van Nederland. Als hij iets had willen bewijzen dan was het dat de Nederlandse poëzie nog lang niet dood was. Na deze meesterproef bezorgde de dichter zichzelf een nieuwe uitdaging: een vertaling van La Henriade (1728) van Voltaire die in 1753 verscheen.