Memoires van een luipaard

Peter Verhelst, 2001

Helemaal zeker weet je het nooit bij de postmoderne romans van Peter Verhelst. Maar het lijkt erop dat Memoires van een luipaard (2001) gaat over de zoektocht van een meisje naar haar geliefde. Of liever gezegd: naar manieren om een geliefde vast te leggen. Op jonge leeftijd begint zij met het natekenen van objecten en later levende modellen, gestimuleerd door haar excentrieke buurvrouw. De ouders van het meisje zijn verontrust door de tekenwoede van hun dochter en verbieden haar nog naar de academie te gaan. Het meisje leert dat ze haar indrukken ook zonder pen en papier kan natekenen op haar eigen lichaam.

Op volwassen leeftijd trekt ze naar de stad, waar ze gaat werken als suppoost in een museum. Ze ontmoet allerlei mensen en begint een relatie met een vrouw, maar zij verdwijnen weer uit haar leven zoals ook de buurvouw verdween.

Ultieme tekening

In een poging hun liefde toch te conserveren, besluit het meisje haar geliefde te vermoorden. In het park doodt ze een vrouw, waarna ze het gezicht van haar geliefde op het gezicht van de dode vrouw tekent: de ultieme tekening. Het boek heeft een open einde: het is niet helemaal duidelijk of het meisje haar geliefde (of pseudo-geliefde) daadwerkelijk vermoordt. Terwijl het meisje zogezegd de (anonieme) vrouw vermoordt in het park, lees je hoe haar geliefde ontwaakt uit haar slaap.

De lezer krijgt hierdoor een sterk actieve rol: hij kan zelf bepalen hoe het verhaal precies afloopt. Zelfs het geslacht van de verteller kan eigenlijk vrij gekozen worden, al suggereren bepaalde passages dat het om een vrouw of op zijn minst een androgyn personage gaat: ‘Waarom spreekt men altijd over een man en een vrouw als men het over liefde heeft? Ik heb haar naar mannen zien kijken. Ze had evengoed naar een kast kunnen kijken, of zelfs naar een ingenieus in elkaar gezette kast. Ik heb haar naar vrouwen zien kijken. Haar ogen veranderden in zachte vingertoppen en een tong. Ik heb haar naar mij zien kijken.’

Een belangrijk thema van Memoires van een luipaard is de herinnering. Dat blijkt uit onderstaand citaat, waarin het meisje haar geliefde bekijkt via videobeelden:

Eerst dacht ik dat het door het licht in de kamer kwam dat er niets meer te zien was dan vlekkerig donker. Maar zelfs toen ik het licht had uitgeknipt, zag ik nauwelijks iets. (...) Toen pas besefte ik dat het de camera was, die misleid door het tekort aan licht, de hele tijd had geprobeerd zich scherp te stellen en er in die in- en uitschuivende beweging maar een fractie van een seconde in geslaagd was om greep te krijgen op dat slapende lichaam. Nauwelijks was de witte huid haarscherp zichtbaar of het pulseren nam opnieuw een aanvang.
Keer op keer bekeek ik het fragment. En elke keer moesten mijn ogen iets overwinnen om zich niet in slaap te laten wiegen: traag deinden ze met de beweging van de camera mee tot ze dat ritme in zich opgenomen hadden en er samen met de lens in slaagden om zich, heel even maar, scherp te stellen.
Het deed me gek genoeg denken aan het beeld dat een overbelicht voorwerp op je netvlies achterlaat. Laat iemand tussen de zon en je ogen plaatsnemen. Kijk, tegen de zon in. Blijf kijken. Sluit vliegensvlug je ogen. Wat je ziet, is een scherpgesneden negatiefbeeld dat een vlek wordt die langzaam, onherroepelijk oplost. Open opnieuw je ogen, enzovoort. En op die warme nacht, toen ik op mijn knieën voor het scherm zat, was het dat ik besefte dat al mijn tekeningen niet anders waren geweest dan voorbereidingen hierop: een scherp afgelijnd lichaam dat wegsmelt. Dat ogenblik dat de herinnering het overneemt. En daarna de afwezigheid. Zoals je op een winterdag in de tuin kunt staan onder de takken en je plots, onverklaarbaar, de geur van bloesems in je neus voelt opzwellen. Zoals je even later je tanden zet in een perzik die er niet is en je een druppel langs je kin kunt voelen lopen. Maar een ogenblik later is alles verdwenen en moet je opnieuw diep inademen of op je tong zuigen om een glimp van een geur of een smaak op te vangen. En net die opkomende herinnering is vreemd genoeg intenser dan de perzik die je daadwerkelijk in je handen houdt.

Orpheus

Peter Verhelst verwijst met dit fragment (en in het motto van de roman) naar de Orpheus-mythe. Net zoals Orpheus volgens de Griekse mythe zijn geliefde Eurydice uit het dodenrijk wil terughalen, zoekt het meisje in dit boek hartstochtelijk naar een manier om een geliefde vast te leggen. Ze beseft gaandeweg dat elk beeld gedoemd is te vervagen, maar evengoed later opnieuw opgeroepen kan worden. Deze op- en neergaande beweging tussen beeld en nabeeld wordt weerspiegeld in de structuur van het boek: bovenaan de bladspiegel staat een parallel verhaaltje afgedrukt waarvan begin en einde overlopen in het begin en einde van het ‘hoofdverhaal’. Zo begint het hoofdverhaal en eindigt het subverhaal met (bijna) dezelfde zin: ‘Het is een van die nachten waarop de lucht [even] zacht is als de buik van een kat.’ Ook dit element verwijst naar de Orpheusmythe: de lezer kan zelf de geliefde terughalen uit de dood door het boek telkens opnieuw te lezen, als een video die in een loop wordt gezet.

Deze cirkelbeweging wordt door Verhelst voortgezet in de dichtbundel Alaska (2003), waar Memoires van een luipaard een tweeluik mee vormt. Het eerste gedicht in de bundel is een bijna identieke herhaling van het ‘subverhaal’ van Memoires van een luipaard. Met dat soort lussen wil Verhelst zelfvernietigende structuren van zijn werk maken. Hij wil bovendien een zintuiglijke taal creëren die een rechtstreekse impact heeft op de lezer. Schrijven wordt door hem vaak heel plastisch omschreven, als een vorm van tekenen of schilderen. Zelfs de kaft van het boek, zacht en huidachtig, appelleert aan de zintuigen.