Jacques Thönissen
De Limburger Jacques Thönissen ging helemaal op in de Arubaanse samenleving en schreef jeugdboeken, verhalen en romans.
Zijn leven
Jacques Jan Baptist Thönissen, in 1939 in Limburg geboren en sinds 1962 als jonge en pas afgestudeerde onderwijzer definitief naar Aruba geëmigreerd, was niet alleen docent en directeur van de Sint-Augustinus-mavo in San Nicolas, maar ook een verteller en performer. Zo was hij in het laatste kwart van de twintigste eeuw actief in de wereld van het ‘teatro foro’, straattoneel, waarin belangrijke maatschappelijke thema’s op populaire en interactieve wijze aan de orde werden gesteld. Er werd geïmproviseerd op een afgesproken thema. Wanneer toeschouwers het niet eens waren met wat er gespeeld werd, gaven ze commentaar en werden ze uitgenodigd hun versie te spelen.
Als kenner van de Arubaanse natuur en cultuur ontpopte Jacques Thönissen zich na zijn pensionering als schrijver van verhalen en romans voor de jeugd en volwassenen. Hij beschouwde het schrijven als vertellen op papier, zoals dat in Aruba en andere Caribische eilanden in de orale traditie nog vaak de gewoonte is.
In de knoek
Hoewel Jacques Thönissen pas op latere leeftijd begon te publiceren kwam hij tot een aanzienlijk oeuvre: de romans Tranen om de ara (1998), Eilandzigeuner (2000), De roep van de troepiaal (2004), Devah (2010), Sarah de Zwarte Madonna (2015), Versteende liefde (2019), de verhalenbundel Onder de watapana (2013), lokaal gepubliceerde jeugdboeken als Shon Shoco weet raad (2001) en Spoken, schurken en goudzoekers (2008). In de negentiende eeuw werd er op Aruba goud gevonden, maar er zijn ook oude spookverhalen van Caribische piraten die hun buit op het eiland in grotten verstopten.
Jacques Thönissen gaf een in eigen beheer de bundel Arubaanse haiku’s (2019) uit over de lokale natuur: ‘Sublieme schoonheid / zocht ik gans de wereld rond / vond ze in mijn hof’ en: ‘Ver weg in de knoek / luister ik naar de stilte / een intens genot’.
Jacques Thönissen vertelt zijn verhalen als een kritische romanticus. Zijn romans gaan over de actualiteit en soms ook over een ver historisch verleden. Het zijn realistische beschrijvingen maar ook voorbeelden van bovennatuurlijke verschijnselen die je niet kunt verklaren. De verhalen spelen zich op Aruba af, zoals Tranen om de ara en De roep van de troepiaal, met connecties naar de Zuid-Amerikaanse regio, maar ook ver daarbuiten, zoals in de Oost-Europese landen Oekraïne en Roemenië, in de wereld van de Roma, zoals in Eilandzigeuner en Devah.
Sarah, de zwarte madonna
De roman Sarah de Zwarte Madonna draagt hij op aan de Roma omdat hij het ‘opmerkelijk’ vindt “dat dit in het gruwelverhaal van de Holocaust, de genocide op de zigeuners [Roma] nauwelijks belicht wordt,“ aldus het voorwoord op de roman.
Een beeldje van Sarah bevindt zich in een crypte bij het plaatsje Sainte-Marie-de-la-Mer in Zuid-Frankrijk… De zigeuners, waaronder de Roma, de Sinti en de Manouche, beschouwen Sarah, door hen de Sarah, de Zwarte Madonna genoemd, als hun patroonheilige. De verering van Sarah vindt zijn oorsprong aan het begin van onze jaartelling… Elke zigeuner streeft ernaar eens in zijn leven op bedevaart te gaan naar Sarah, de Zwarte Madonna.
De verteller verbindt Zuid-Frankrijk met zijn Limburgse geboortestreek tijdens de Tweede Wereldoorlog, als eerbetoon aan zijn vader die verzetsstrijder was. ‘Meneer T’, zoals hij genoemd werd, probeerde met enkele collega’s ‘met gevaar voor eigen leven’ arbeiders die opgeroepen werden om in Duitsland te werken uit de handen van de nazi’s te houden. Hij ontving daarvoor na de oorlog het Verzetsherdenkingskruis.
Ze vervalsten keuringsuitslagen, vervaardigden valse Ausweise, vernietigden persoonsgegevens, vervalsten statistieken van al naar Duitsland gedeporteerde personen, verstrekten gefingeerde verklaringen omtrent ziekte en invaliditeit, waarschuwden tijdig mensen die op het punt stonden gearresteerd te worden en traineerden en saboteerden door NSB’ers of Duitsers opgezette acties.
Jacques Thönissen had, toen hij dit verhaal schreef, zijn geboortestreek al decennia lang verlaten maar hij wist de sfeer van het katholieke Limburgse platteland van zijn jeugd nog feilloos op te roepen. Hij schildert met woorden, waarbij uitputtende karaktertekeningen en psychologische diepgang secundair zijn. Het gaat hem als verteller om de sfeer van plaats en tijd door de spannende intrige van de verhaalstructuur.
Tranen om de ara
De bekendste en door Arubaanse middelbare scholieren meest gelezen roman van Jacques Thönissen is Tranen om de ara, een Arubaans verhaal. De hoofdpersoon, Carlos, heeft al twintig jaar een prachtige papegaai, Pancho geheten, die door Carlos' ex-schoonzoon, Tirso van Utreght, wordt doodgestoken. Het waarom daarvan wordt pas aan het einde van de roman duidelijk, ook de wijze waarop Tirso zélf vervolgens wordt doodgeschoten. Carlos wordt zelfs - onschuldig - gearresteerd en gevangen gezet. Zo lijkt de roman op het eerste oog op een whodunit-detectiveverhaal. De raadselachtige eerste pagina's worden de lezer beetje bij beetje duidelijk, iedere keer wordt een tipje van het geheim zichtbaar, maar pas aan het einde helemaal. Carlos begraaft zijn trouwe gevederde vriend onder een grote steen in zijn landbouwterrein en herinnert zich daarbij flarden van zijn leven. Dat levert een tweede verhaalniveau op, in welk procedé aan de hand van persoonlijke herinneringen uit een mensenleven een heel stuk Arubaanse geschiedenis verteld wordt.
Jacques Thönissen vertelt over tradities van zijn eiland, zoals de (smokkel)handel met Zuid-Amerika met kleine zeilschepen, maar ook over wrede hanengevechten en feestelijke wedstrijden met ringsteken waarbij de deelnemers op de rug van ezels rijden. Traditionele feestdagen en familiefeesten worden uitgebreid beschreven met tal van bijzonderheden. Zo’n vertelwijze wordt in de literatuurgeschiedenis met een Spaans woord ‘costumbrismo’ genoemd of in het Caribisch gebied aangeduid als ‘regionalisme’, waarin het eigen karakter en de oude tradities van een streek of land uitgebreid beschreven en verdedigd worden.
Het eiland Aruba was vroeger een droog, dunbevolkt en armoedig eiland van vissers en kleine landbouwers, tot er in het begin van de twintigste eeuw twee grote olieraffinaderijen gevestigd werden, de Lago en de Eagle. De bevolking nam snel toe met buitenlandse werkkrachten, er werd veel geld verdiend en de ruimte op het kleine eiland was beperkt. Rijke projectontwikkelaars bedreigden de kleine ruimte met het bouwen van huizen, bedrijven, kantoren, handelszaken en vooral veel grote hotels en casino’s. Jacques Thönissen protesteert in zijn romandebuut via de hoofdpersoon Carlos fel tegen deze ontwikkeling en beschrijft het heimwee naar het vroegere rustige platteland en zijn tradities. Hij pleit voor het behoud van het authentieke Aruba met zijn traditionele waarden en kritiseert het verkwanselen van het eiland aan mensen die alleen maar dollartekens in hun ogen hebben, zoals toerismebevorderaars en projectontwikkelaars.
Hij had het als verraad ervaren toen zijn eigen broers de landbouwgrond van de ene op de andere dag verkochten aan projectontwikkelaars, die via tussenpersonen (…) alle stukken landbouwgrond in de omgeving probeerden op te kopen ‘om het gebied tot ontwikkeling en welvaart te brengen’ zoals het heette. Op zekere dag had Tirso ook hem voorzichtig benaderd met de vraag of hij er iets voor voelde de cunucu te verkopen. Resoluut had hij gereageerd met de woorden: ‘Nu niet en nooit niet! Een Arubaan verkwanselt zijn land niet! Basta …!’
Volg de weg
Jacques Thönissen was een sportief persoon die fietsend en joggend zijn eiland verkende: "Wie zijn benen beweegt, beweegt de geest". Zo ontstonden voor hem nieuwe ideeën voor verhalen. In het titelverhaal van de bundel Onder de watapana vertelt hij over hoe hij tot schrijven komt en over zijn inspiratie voor steeds weer nieuwe onderwerpen en thema’s. Zijn schrijfplezier ervaart de lezer op elke pagina, door een zorgvuldig opgebouwde spanning naar een verrassend ethisch slot: “Laat je niet door het verstand leiden, maar volg de weg die het hart ingeeft.”