Giselle Ecury
Giselle Marie Ecury heeft een Nederlands-Antilliaanse vader en een Nederlandse moeder. Je spreekt haar voornaam uit als de scheermesjes van Gillette. Zij is een nichtje van de dichteres Nydia Ecury en van Boy Ecury, die in de Tweede Wereldoorlog als verzetsheld in Nederland eind 1944 verraden en gefusilleerd is. In 1960 verhuisde het gezin naar Nederland. Ze heeft vanaf 1975 tien jaar gewerkt als docent handenarbeid, tekenen en gezondheidskunde. Daarnaast is ze fitnessinstructeur en buitengewoon ambtenaar burgerlijke stand (babs).
Ze maakte haar debuut met de poëziebundel Terug die tijd (2005). Acht jaar later verscheen haar tweede dichtbundel, Vogelvlucht. In 2023 publiceerde Uitgeverij In de Knipscheer haar derde bundel Door jou mag ik er zijn. De titel van haar eerste roman is Erfdeel (2006), de tweede heet Glas in lood (2009) en haar derde De rode appel (2013).
Identiteit in samenhang met liefde vormt het hoofdthema in het oeuvre van Ecury. Waar voelt een mens zich het meest thuis: in het land waar je geboren en deels getogen bent en waar de familie van je vader woont, of in het land van je moeder waar je het grootste deel van je leven hebt gewoond? Is deze dubbelheid een verrijking of ben je nergens helemaal thuis; of blijft het andere land waar je niet verblijft telkens trekken? Een andere vraag is waar je echte liefde vindt. Het antwoord komt in de buurt van jezelf.
Liefde in vele gedaanten
Als babs - ze is bewust geen beëdigd trouwambtenaar - heeft Giselle Ecury veel gedichten geschreven voor bruidsparen. In de dichtbundel Door jou mag ik er zijn is er een afdeling liefdesgedichten, waarin het onderstaande vers staat. Door de woordkeuze en het eindrijm stuurt de auteur je met een andere verwachting naar het laatste woord, ‘verstaan’. Omdat ze eerder het woord ‘begaan' heeft gebruikt, blijft dat woord hangen en verleidt de schrijfster je de laatste regel te lezen als ‘en laat ons samen de liefde begaan’. Maar er staat toch heus ‘de liefde verstaan’, zoals dat ook al in zes gedichten eerder samen heeft gestaan.
Over de drempel
ik draag je de drempel over van mijn dromen
geef je gewonnen, laat me begaan,
sta het licht toe naar binnen te stromen
en laat ons samen de liefde verstaan
De opbouw van de afdelingen in deze meest recente bundel zit duidelijk in elkaar. In elke afdeling staat een ander motief centraal; deze motieven komen ook in de romans van Ecury voor. De eerste afdeling gaat over het spelen met taal, de woordkeuze, beeldspraak, het veranderen van beroemde motto’s en de verrijking van het Europees-Nederlands met Antilliaans-Nederlands. De tweede afdeling gaat over de liefde of onvoorwaardelijke trouw van honden en de derde over niet zo onvoorwaardelijke en dus vergane liefde tussen mensen. Deze afdeling heeft als titel ‘Weemoed om wat had kunnen zijn is beter dan nooit te ervaren wat liefde kan doen’. De vierde afdeling beschrijft bestendige liefde tussen mensen en heeft als titel een Zweeds spreekwoord ‘Een leven zonder liefde is als een jaar zonder zomer’ meegekregen. De vijfde is een zoektocht naar de eigen identiteit en zou je liefde voor jezelf mogen noemen. De laatste afdeling bevat begrafenisgedichten, liefde voor de doden. De liefde komt dus in allerlei aspecten aan bod. Ecury houdt van liefde.
Alarmbellen
Op het eerste gezicht lijkt de roman Erfdeel te gaan over verdriet om een weggelopen vader, heimwee naar de geboorteplaats, verdriet om ongewilde kinderloosheid en een lege relatie, maar bij nader inzien blijken dit aanleidingen te zijn voor waar het echt om gaat: hoe je groeit door deze tegenslagen, hoe de hindernissen in het leven je rijker kunnen maken, hoe je door de troost van muziek en letterkunst je erfdeel kunt verwerken tot geestelijke groei.
De schrijfster waarschuwt hoe de schijn wordt opgehouden in het huwelijk van hoofdpersoon Carmen met Paul. Dit soort knipoogjes naar de lezer verhogen het leesplezier. Als Carmen op kamers gaat wonen ontmoet ze Paul al snel:
Hij wilde een kind, het liefst direct, maar dat zou niet verstandig zijn zolang we nog studeerden. Het vertederde me. Ik wilde ook graag kinderen. Hij spaarde al jaren voor een huis. Een groot huis, voor een groot gezin. Hij wilde graag een hond om voor te zorgen, net als ik. […] We kochten een huis met een grote tuin die beide opgeknapt moesten worden en ik deed zoveel mogelijk zelf. Ik leidde mijn eigen huishouding op mijn manier. Paul was gelukkig. En ik was dat ook. Dacht ik.
Deze laatste twee woordjes doen alarmbellen rinkelen bij een goede lezer.
De roman is verdeeld in een proloog en vijf delen. In het tweede deel beschrijft de auteur de vertrokken vader. In het derde deel laat de schrijfster de lezer nader kennis maken met Clara van Schoonhoven, het blijkt dat er allerlei verbanden zijn met Carmen. In het vierde deel kruipt Ecury weer in de huid van de ik-figuur. Carmen gaat naar haar geboorte-eiland terug. Het laatste deel is een soort epiloog. Ecury noemt dit laatste deel ‘Erfdeel’. Ze speelt daarbij weer met de taal, een motief dat vaak terugkeert.
Glas in lood
De roman Glas in lood gaat ook weer over veel vormen van liefde en relaties, ook over overspel. Het motto van de roman luidt: ‘Voor het kind in mij, dat nog altijd wakker is en dat me meeneemt langs wonderlijke wegen.’ Kenmerkend fragment:
… mijn moeder was degene die mijn vader en mij aanspoorde onze vriendschap te onderhouden. Ze zorgde altijd voor kleinigheden om mee te nemen, zelfgemaakte taart, grappige attenties, verrassingen. Dat was voor ons ook niet zo moeilijk, want eerst hadden we altijd wel bloemen en planten die we konden meenemen en later, toen papa in een van de kassen een winkel was begonnen met woonaccessoires, hadden we echt allerlei hebbedingen voor het grijpen. Ik mocht - wanneer ik dat maar wilde - een kaart of brief versturen. Mama zei dat het net cadeautjes waren, waarmee je een ander blij kon maken. En blijdschap zou de band versterken.
Ik weet nu dat ze gelijk had. Ben ik voor mijn dochter net zo? Zal ze zich mij later ook op deze wijze herinneren? Kan liefde zondig zijn?
(p. 178-179)
Het motto van de roman De rode appel luidt ‘Kann denn Liebe Sünde sein?’. Het hoofdthema van het boek is de problematiek die zich kan voordoen tussen ouders en kinderen.
Wat máákt iemand in wezen tot een vader, een moeder? Het feit dat je het kind verwekt, dat je het draagt en baart, of is het opvoeden belangrijker?
Wat is het verschil tussen een eigen kind en een adoptiekind, een buiten- en een binnenechtelijk kind, een wees- en een zoogkind? Zijn die verschillen groter dan de individuele verschillen die inherent tussen alle kinderen bestaan? Hoe zit dat nou, ouderliefde en kinderliefde? Aan het eind van deze ontwikkelingsroman lijkt er vrede gevonden.
De hoofdpersoon, Elisabeth, staat voor het beeld van Rodin, 'La main de Dieu ou la Création'.
Mon Dieu, flitst het door me heen. Bekijk het vandaag de dag eens van dichtbij en verbaas je. Zie erop toe, miljoenen malen. Neem het gehele aardrijk onder de loep, door de eeuwen heen. Verbaas je erover, God, dat jouw schepping van Adam en Eva verworden is tot wat zij is. Ondanks de “uitvinding” van huwelijk en trouw, of dankzij het bestaan van voorbehoedmiddelen, de verworven vrijheden. Die niet te temmen drang. Je kunt het niet stoppen, het niet meer tegengaan. Is dat het, God, laat je jouw machteloosheid zien? […] Of zien wij, dolende zielen sinds die appel door Eva geplukt werd om Adam te verleiden, de belangrijkste details over het hoofd? […] Je wéét dat het de man is die het voortouw neemt en het onschuldige meisje plukt voordat ze gerijpt is? Vertel me niet dat zij degene is die van nature verleidt. Met evenveel gemak breng ik daar tegen in dat juist híj het is, hij die haar de facto zou moeten beschermen. Waarom heb je anders de vrouw zo gecreëerd, dat zij op zekere leeftijd in het algemeen heeft afgedaan voor mannen? Ligt dat aan die vrouwen zelf? (…)
(p. 57)
Met haar werk denkt Giselle Ecury over de verschillende geografische gebieden die zij in zich draagt en hoe ze zich daartoe verhoudt. In haar tekst ‘Belonging, bonding of bridging? Het is, zoals het is.’ zegt ze dat duidelijk:
Soms realiseer ik me niet helemaal Hollands te zijn. Zoals mijn hoofdpersonage in Erfdeel zegt: “Ik ben niet van hier en niet meer van daar.” Door zo’n opmerking lijkt het, alsof ikzelf altijd met mijn ziel onder de arm rondloop. Dat is niet zo. Ik geniet van alle dagen en dingen, die mijn pad kruisen. Ik zou de duinen en de wandelingen door onze grote Schoorlse bossen niet willen missen – hé, zit daar dan toch nog iets van mijn Duitse overgrootvader, de bosbouwer? Ben ik daarom graag in Duitsland? Ik houd van de “Gründlichkeit” van de Duitser, zijn hoffelijkheid. Maar hoffelijk is de Arubaan ook. Ach, en ik houd eveneens van Curaçao, draag de mooiste herinneringen aan mijn logeerpartijen bij mijn tante Nydia aan de Carawaraweg.
Ruud Bredewold in gesprek met Giselle Ecury
Kopstukken aflevering 27 (12 juni 2024)