Ellen Warmond

Eigenzinnig en rechtlijnig
Rotterdam, 23 september 1930 - Den Haag, 28 juni 2011
Geschreven door Lenny Vos

Ellen Warmond (1930–2011) is vooral bekend als dichter en schreef ook columns voor dagbladen en korte verhalen. Ze schreef één roman, Paspoort voor niemandsland. Toen in 1963 haar roman verscheen, was Warmond al een gelauwerde auteur en een grote naam in de Nederlandse poëzie. Ze verkeerde in de hoogste literaire kringen van die tijd en ontving verschillende literaire prijzen voor haar poëzie. Gedichten als ‘Maandag’ en ‘Changement de décor’ zijn veelvuldig opgenomen in schoolboeken en bloemlezingen, waardoor scholieren van verschillende generaties kennismaakten met haar poëzie. Ook in deze tijd zijn haar gedichten nog steeds een inspiratie voor dichters als Ester Naomi Perquin, Diana Ozon en Rashid Novaire.

Jeugdjaren

Ellen Warmond, pseudoniem van Nelly van Yperen, groeide in de Rotterdamse binnenstad op als jongste in een gezin met vier kinderen. Haar vader was een sociale klimmer, die op kantoor werkte en ook in zijn vrije tijd een pak droeg, zodat het voor de buurt duidelijk was dat hij niet tot de arbeidersklasse behoorde. Toch was er armoede en het gezin moest met allerlei neveninkomsten de eindjes aan elkaar knopen om rond te komen in de crisisjaren. Om haar balletles te kunnen betalen, verkocht Ellen Warmond buiten medeweten van haar ouders haar laarzen. Ze hield van dansen, wilde balletdanseres worden en schreef daarnaast al jong verhalen en gedichten.

In 1946 overleed haar vader. Ellen zat toen in de vierde klas van de hbs. Na haar eindexamen vertrok Ellen naar Parijs om daar een zomer lang balletlessen te nemen. Ook na haar terugkeer moest ze gaan werken: er was door het wegvallen van haar vader als kostwinner geen mogelijkheid om te gaan studeren. Ze volgde een korte opleiding en ging werken als directiesecretaresse bij onder meer Heineken’s Bierbrouwerij. Ze bleef bij haar moeder in Rotterdam wonen en bleef balletdansen naast haar kantoorbaan, totdat ze daar in 1954 op last van de huisarts mee moest stoppen.

Debuut als dichter

Onder haar schuilnaam Ellen Warmond, want ze wilde niet dat op kantoor bekend werd dat ze gedichten schreef, deed ze mee met een prijsvraag voor nieuwe dichters. Met het gedicht ‘Maandag’ won ze de tweede prijs. ‘Maandag’ staat hier niet voor de dag die volgt op de zondag of voorafgaat aan de dinsdag, zo schreef Ellen Warmond in 1960 in een brief aan een leerling. Het is een metafoor voor het verlies van vrijheid of het weer moeten doen van dingen waar je geen zin in hebt.

Maandag [eerste deel]

Uit de versufte tunnel nacht
ratelt een blikken zeer goedkope 
morgen vrij en zet een volle
week als een valluik open

Haar gedichten ‘Maandag’ en ‘Ik steek je onbekommerd’ werden in een bundel met jong talent opgenomen. Ze sprongen volgens criticus en dichter D.A.M. Binnendijk in NRC Handelsblad uit boven de andere bijdragen aan de bundel ‘omdat zij reeds een persoonlijke toon doen horen en een in een eigen taal gerealiseerde ervaring verbeelden’.

Herinneringen

Ellen Warmond zag literatuur als een geoorloofde manier van liegen. Ze paste op ingenieuze wijze een literair omvormingsproces toe op haar herinneringen. Gebeurtenissen uit haar jeugd vormde ze om tot poëzie, zoals het bombardement op de Rotterdamse binnenstad waarbij onder andere de dierentuin Diergaarde Blijdorp werd geraakt. Het maakte diepe indruk op haar als negenjarige:

Rotterdam mei 1940 [eerste deel]

Opwindend veel vuur kamelen
en zebra’s dwars door de straten
rennend een pastoor
op een damesfiets racend alsof
de dood en de duivel samen
hem op de hielen zaten
twee bolhoedhoofden als de dag van gister

Het verlies van een vriend van haar broer tijdens de oorlog verwerkte ze in de jaren zestig in het gedicht ‘Paus Paulus achterna’, nadat ze in Israël het gevoel had gekregen dat ze de jongen op straat had zien lopen.

Paus Paulus achterna 

In Haifa zie ik Eddie Malkin lopen
het joodse vriendje van mijn jongste broer
hij is 20 jaar te jong 
en leeft
maar verder niet van echt 
te onderscheiden

Als ik voorbij ben moet ik me beheersen
om niet zijn naam te roepen
want god verhoede
dat hij om zou kijken

de grammofoonplaat van Duke Ellington
(Mood Indigo) die hij ons in bewaring gaf
voor hij naar Westerbork vertrok
heb ik in ’46 laten vallen
en In my solitude is zoekgeraakt
zonder dat wij gemerkt hebben wanneer

Eerste dichtbundel

In het literaire en persoonlijke leven van Warmond had Anna Blaman een prominente plek. Blaman woonde ook in Rotterdam, waar ze een literaire kring had opgericht. Blaman had een spilfunctie in het literaire leven en heeft een cruciale rol gespeeld in het debuut van Warmond door haar in contact te brengen met uitgever Bert Bakker. 

Warmond debuteerde in 1953 met de bundel Proeftuin, waarvoor ze nog datzelfde jaar de prestigieuze Reina Prinsen Geerlingsprijs ontving. Ze moest die prijs overigens (zeer uniek) delen met de debutant Remco Campert. Criticus en auteur F. Bordewijk was lovend over haar debuut. In zijn letterkundige kroniek voor het Utrechtsch Nieuwsblad op 27 maart 1954 schreef hij over Proeftuin: ‘En hoe modern, bitter, geestig, cynisch, somber, vertwijfeld en bovenal raak! Zij telt meteen onder de besten die zich experimenteel, atonaal en functioneel noemen.’ Haar poëzie kreeg een plek in Nieuwe griffels, schone leien (1954), een bloemlezing met Nederlandse avant-gardistische poëzie, samengesteld door Paul Rodenko, die Warmond ‘een van onze belangrijkste moderne dichteressen’ noemde (gecit. Van de Kamp, 203).

In 1955 trad Warmond in dienst bij het Letterkundig Museum, waar ze tot 1983 werkzaam zou zijn. Daarnaast draaide ze volop mee in het literaire leven. Ze gaf lezingen en schreef columns voor Het Vrije Volk.

Poëzie als een tram

Trudy van Wijk plaatst in haar biografie Geef niet mee! (2024) de poëzie van Ellen Warmond in de stroming van het atheïstisch existentialisme, gebaseerd op de filosofische publicaties van onder andere Sartre, De Beauvoir en Camus. Als kind had Warmond de verschrikkingen van de oorlog meegemaakt en ze herkende zich in deze filosofische stroming. Ze geloofde niet meer in een van bovenaf gegeven zin of in een van bovenaf gegeven doel, zo schrijft Van Wijk in haar biografie. De mens staat alleen in een onverschillig universum en moet zelf betekenis en doel aan zijn leven geven.

In haar gedichten reageerde Warmond op specifieke politieke gebeurtenissen, zoals de discussie in de jaren vijftig over de herdenking van de bevrijding. Later keerde ze zich in haar werk fel tegen de oorlog in Vietnam, zoals in haar gedicht 'The Sickest Joke On Earth'.

In 1958 kreeg Warmond de uitnodiging om redacteur te worden van Gard Sivik, het belangrijkste literaire tijdschrift voor experimentele poëzie van die tijd. Dichters als K. Schippers, J. Bernlef en Armando publiceerden ook in dit tijdschrift. Hun werk wordt door de literatuurgeschiedenis gerekend tot de Zestigers.

De Zestigers wilden poëzie maken die midden in de werkelijkheid staat. De werkelijkheid wordt beschouwd als bron voor de poëzie. Het hoeft niet verheven of diepzinnig te zijn, het alledaagse is óók de moeite waard. De gedichten van Ellen Warmond pasten bij hun literatuuropvattingen, zo zagen de andere redacteuren in. Zoals het gedicht ‘Take it easy’ uit 1968.

Take it easy

Je moet poëzie nemen
Zoals je de tram neemt
(een bewegende inhoudsmaat
waar iedereen iedereen
en alles alles aanstoot)

geen middel tot vervoering
maar middel van vervoer
(op weg naar iets 
om maar eens iets te noemen)
en nog niet eens zo bijster 
comfortabel.

Eigenzinnig persoon in een mannenwereld

Als jonge vrouw in de masculiene literaire wereld van de jaren vijftig moest Warmond van zich afbijten. Critici en collega-dichters als Adriaan Morriën bespraken haar poëzie in hun recensies en betrokken in hun oordeel vermeende typisch vrouwelijke eigenschappen, iets waaraan Warmond zich ergerde. In haar column voor Het Parool ging ze op deze recensies in en bekritiseerde ze snedig het niveau van de Nederlandse literatuurkritiek.

Ook Rico Bulthuis, die Warmond in een interview in De Haagse Post in 1954 beschrijft als ‘knap, slank en zeer blond’, wordt door haar op zijn plek gezet. Warmond laat weten dat zij liever de aandacht vestigt op haar werk dan op haar uiterlijk. Op een vraag van de interviewer of ze altijd zo somber is, antwoordt ze in datzelfde interview kort en helder: ‘Als men niet somber is, dan schrijft men immers niet.’ In haar studie De lust tot lezen (1988) schaart neerlandica Maaike Meijer de poëzie van Ellen Warmond onder de noemer ‘de grote melancholie’, naast het werk van dichters als Hanny Michaelis en Mischa de Vreede uit dezelfde periode en wier gedichten ook gedomineerd werden door een individuele somberte.

In de jaren tachtig kende de belangstelling voor het literaire werk van Warmond een opleving. Ze publiceerde drie nieuwe poëziebundels, die goed werden ontvangen in de literaire kritiek. In 1987 werd haar de Anna Bijns Prijs voor Poëzie toegekend. Deze prijs was bestemd voor uitsluitend vrouwelijke auteurs, die volgens de jury beschikten over ‘een specifiek vrouwelijke stem’. Ook bij deze gelegenheid liet Warmond zich kennen als een eigenzinnig persoon. Bij de uitreiking plaatste ze in haar dankwoord een kritische kanttekening bij deze term en stelde: ‘Ik bedoel te zeggen dat ik nooit een moment getwijfeld heb aan de gelijke capaciteiten van vrouwen. Wèl aan gelijke kansen.’ 

Begin jaren negentig verscheen de bloemlezing Persoonsbewijs voor inwoner. In 2003 promoveerde Trudy van Wijk aan de Universiteit Maastricht op een studie naar de poëzie van Ellen Warmond. Zij schreef ook de biografie, die in 2024 verscheen. Dolf Verroen vertelt in de uitgave Poëzie is een steen (2024), een selectie van haar poëzie, over Ellen Warmond, met wie hij sinds 1956 bevriend was:

‘In de laatste jaren van haar leven werd haar poëzie minder gelezen, raakte op de achtergrond. Dat stoorde haar niet. Het was geschreven zoals het geschreven moest worden. Ze heeft nooit een stap in de richting van publiciteit gezet. Interviews hield ze voornamelijk af. Als ze werd opgebeld door een dweepzuchtige fan zei ze: “U spreekt met de secretaresse van mevrouw Warmond en die is niet thuis. Goedendag.” Wat er met haar werk buiten de deur gebeurde, interesseerde haar weinig. Haar grenzen bleven hermetisch gesloten.’

Postume erkenning

Ellen Warmond overleed in 2011 zonder een gezaghebbende oeuvreprijs, zoals de P.C. Hooft-prijs, voor haar literaire werk te hebben ontvangen. Dit heeft ze gemeen met andere vrouwelijke auteurs uit de eerste decennia na de Tweede Wereldoorlog. In 2023 werd Warmond opgenomen in de digitale expositie ‘Wel verdiend, niet ontvangen’, waarmee het Literatuurmuseum de historische genderdisbalans van de P.C. Hooft-prijs wil herstellen. Met de hernieuwde aandacht voor haar poëzie en een uitgebreid verhaal over haar literaire leven in deze digitale expositie, een heruitgave van haar poëzie en het verschijnen van haar biografie krijgt Ellen Warmond toch de plek in de literatuurgeschiedenis die haar toekomt.