Arend Fokke Simonsz
Een van de literair-komische talenten uit de achttiende eeuw was uitgever Arend Fokke Simonsz. Iedereen in de Amsterdamse literaire wereld kende hem, want hij was lid van minstens twaalf genootschappen, waar hij regelmatig als spreker optrad.
Het eerste genootschap waar hij lid van werd, in 1782, was het prestigieuze Felix Meritis aan de Keizersgracht. In dat genootschap las hij zijn bekendste, vaak door hemzelf uitgegeven werken voor, zoals De Moderne Helicon, een droom (1792), Boertige reis door Europa (1794-1806) of het Ironisch-comisch woordenboek (1797-1805) waarin Fokke spot met een groot aantal modieuze woorden.
Strijd tegen clichés
Ondanks de humoristische toon van zijn werk was Fokke een uitermate kritisch persoon. In de literatuur had hij bijvoorbeeld een hekel aan dichters die elkaar klakkeloos kopieerden. Om de spot te drijven met clichématig taalgebruik schreef hij De Moderne Helicon, een droom (1792) waarin de Griekse god van de dichtkunst, Apollo, samen met de muzen een ordinair magazijn in dichterlijke attributen runt. Dichters komen er om vergelijkingen en metaforen in te kopen. In het magazijn van Apollo staan daarom de meest rare dingen bij elkaar, variërend van bonzende of jagende harten tot lillende ingewanden. Maar vooral staan er tranen, heel veel tranen, in piepkleine flesjes. Die tranen werden tot Fokkes verdriet voortdurend gebruikt in sentimentele literatuur:
in elk flesje zit slechts één traan, welgeteld maar één. O! wij moeten die zo voorzichtig uit de grote flessen laten druppelen dat men er het geduld bij verliest, net alsof men druppeltjes medicijnen wil innemen, en het luistert nog veel nauwkeuriger, want het lijkt onhandigheid, maar inderdaad als er twéé tranen tegelijk in het flesje drupten en wij die zo aan een dichter wilden geven, was het hele couplet, waarin hij ze wilde gebruiken bedorven; en dan komt er soms een nog lastiger opdracht bij, namelijk dat ze heel vaak één hete traan willen hebben; maar dat is lastig, vooral als ze er veel nodig hebben. U moest ons laatst, toen wij die grote leverantie hadden, mij en al de zusters, eens hebben zien priegelen; elk met een stoof met vuur voor ons, en elk bezig zo'n klein kinderflesje daarboven te verwarmen, en wat nog het moeilijkste is, net als je denkt dat het heet genoeg is, spatten die vervelende flesjes uit elkaar en is alle moeite voor niets geweest; want sommigen willen slechts één warme traan hebben en dat is makkelijk te doen, maar één hete traan, daar hebben we veel werk aan.
Ook de revolutietijd leverde al snel stereotiepe beeldspraak op, zoals Fokke liet zien in het vervolg, Apollo, sergeant van de gewapende burgermacht (1798). Apollo is niet helemaal ongeschonden uit de revolutie te voorschijn gekomen. Hij is geen god meer, maar net als ieder ander een burger en lid van de gewapende burgerwacht. Ook zijn poëziemagazijn is anders bevoorraad. Sentimenteel woordgebruik is uit, nu wil men 'groot goed', zoals vrijmannen met monsters of reusachtige waterslangen of 'oude Batavieren'. Wanhopig vraag Apollo zich af waar hij al die wiegjes met kleine Batavieren vandaan haalt en hoe hij 'ziltig pekelschuim' zal gaan maken.
Kritiek op politiek
Fokke was ook in politiek opzicht kritisch. Tussen 1780 en 1795 ontwikkelde hij zich tot patriot en in de Franse tijd was de schrijver bepaald niet blij met het Franse gezag. Absoluut dieptepunt in zijn leven was zijn gevangenneming – slechts veertien dagen - wegens een bezoek van Napoleon in 1811 aan Amsterdam. In werken als het Het psycho-chemisch geheim om van den nood eene deugd te maken (1810) en Het horoskoop der statistische, politieke en oeconomische wereld (1810) had Fokke iets te veel kritiek op de Franse staatsman geleverd.