Het taallandschap op de Nederlands-Caribische eilanden

Geschreven door Ronald Severing

Door hun geografische ligging en hun gezamenlijke geschiedenis van zo’n viereneenhalve eeuw hebben de zes Nederlands-Caribische eilanden een vergelijkbare taalsituatie. De omgangstaal op de Benedenwindse Eilanden, Aruba, Bonaire en Curaçao, ook wel de ABC-eilanden genoemd, is het Papiaments. Dit in tegenstelling tot de Bovenwindse Eilanden binnen het Koninkrijk: Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten, de SSS-eilanden. Op deze drie eilanden is het Engels de omgangstaal.

Staatkundige ontwikkelingen

Vanaf 1954 tot aan 1986 vormden de zes eilanden samen de Nederlandse Antillen. Alle beleid werd vanuit Willemstad, de hoofdstad van Curaçao, aangestuurd. Aan het hoofd van de regering stond een gouverneur voor alle eilanden, die elk weer eigen eilandelijke gekozen besturen hadden onder leiding van zes gezaghebbers. Het centrale bestuur bepaalde ook het taalbeleid voor alle eilanden. Aruba verkreeg in 1986 een aparte status als autonoom land binnen het Koninkrijk (met een eigen gouverneur), zodat de Nederlandse Antillen vanaf dat jaar, tot aan de staatkundige verandering van 10 oktober 2010 bestond uit vijf eilanden, de zogenaamde Antillen van vijf.

Door politieke keuzes die elk eiland maakte, heeft het Koninkrijk der Nederlanden sinds 10 oktober 2010 de volgende staatkundige structuur. Het Caribisch deel van het Koninkrijk bestaat uit Aruba, Curaçao en Sint Maarten, drie zelfstandige landen binnen het Koninkrijk, zoals Nederland dat ook is. Bonaire, Sint Eustatius en Saba, de BES-eilanden, zijn bijzondere gemeenten van Nederland. Samen heten deze drie bijzondere gemeenten: Caribisch Nederland.

Op alle zes de eilanden is het Nederlands een van de officiële talen. Als de schriftelijke bestuurstaal is het Nederlands van belang voor wetgeving, rechtspraak, ambtelijke stukken en voor het officiële contact met de burgers. Dit laatste geschiedt steeds meer in respectievelijk het Papiaments en het Engels. In het onderwijs is het Nederlands nog steeds een instructietaal van betekenis. Daarnaast is de rol van het Papiaments (op Curaçao, Aruba en Bonaire) en het Engels (op Sint Maarten, Saba en Sint Eustatius) gegroeid in het onderwijsdomein.

Papiaments op de Benedenwindse Eilanden

Door aanwezigheid van de inheemse indiaanse bevolking (voor 1500) en onder wisselend Europees bestuur met tegenwoordigheid van Spanjaarden (1499), Nederlanders (vanaf 1634), Portugeessprekende joden en Engelsen (1802) op de eilanden, was er vrij vroeg sprake van een meertalige gemeenschap. Van de talen van de oorspronkelijke bewoners van de eilanden, de Caquetío-indianen, vinden we in het huidige Papiaments erfwoorden terug bij namen van dieren (chogogo: flamingo), planten (tomati: tomaat) en genotmiddelen (sigá: sigaar). De aanvoer op grote schaal van tot slaaf gemaakten na 1660 uit Afrika had ook invloed op de lokale taal. Tussen de beperkte woorden die van Afrikaanse oorsprong zijn, vinden we onder andere in het Papiaments tutu: spijs van maïsmeel en bonen; fuku: vervloeking en; zumbi: boze geest.

Begin 1700 noteerde de priester Schabel in zijn dagboek dat de bevolking creools sprak, een taal die hij typeert als gebroken Spaans. Een halve eeuw later (1749) was te lezen in een Amerikaans rechtbankverslag dat de meest gesproken taal van Curaçao het Papiaments (‘Poppemento Spanish’) is. Belangrijk voor het voortbestaan van het Papiaments is de acceptatie en gebruik van deze ontluikende taal door alle sociale klassen. Als zodanig is het Papiaments ook overgedragen, als erfgoed van allen, en doet het dagelijks dienst in steeds meer communicatiesituaties. Het heeft een relatief lange schriftelijke traditie en wordt gebruikt in kranten, radioprogramma’s, op televisie en in het onderwijs. Het Papiaments heeft als creooltaal een officiële positie kunnen verwerven. Toch hebben creooltalen in vergelijking met de als prestigieus beschouwde standaardtalen vaak een lage status; gewoonlijk blijft deze koloniale status in de postkoloniale tijd gehandhaafd.

Het Papiaments is een creooltaal met invloed uit het Portugees (ainda: steeds; pretu: zwart; morto: dood) en vooral uit het Spaans (kabes: hoofd; mesa: tafel; papel: papier). Ook de wijze waarop afleidingen (derivaties: kome - komementu: eten, het eten; bula - bulamentu: springen, het gespring) en de manier waarop het tegenwoordig deelwoord (participium: kome - komiendo: eten - etend; bula - bulando: springen - springend) worden gevormd, komen uit het Spaans. Het Spaans van de grote buren van de overwal, met name Venezuela en Colombia, behield door de eeuwen heen een belangrijke rol. Ruim 70% van de woordenschat van het Papiaments is van Spaanse oorsprong. Daarna komt het Nederlands met zo’n 7%. Van de sporen die het Nederlands heeft achtergelaten in de woordenschat van het Papiaments, zijn een groot aantal schoolwoorden te vinden (skol: school; buki: boek; bòrchi: schoolbord). Ook het Engels is een bron van leningen voor oude woorden (baiskel: fiets; tayer: band) en nieuwere woorden (waiper: ruitenwisser; kòmpiuter: computer).

Kenmerkend voor het Papiaments is dat het een partiële toontaal is waarbij twee tonen worden onderscheiden, een lage (L) en een hoge (H) toon: pāra (LH: vogel), parā (HL: staan inf.) pará (LH+nadruk: staand). De toonverschillen zorgen dus voor betekenisverschil.

Papiaments: eilandelijke verschillen

Voorts bestaan er eilandelijke varianten van het Papiaments, wat zich vooral in de woordenschat manifesteert. Voor grootvader horen we: padushi (Aruba), welo (Bonaire), tawela (Curuçao). Voor bolcactus: bushi (Aruba), kabes di indjan (Bonaire), milon di seru (Curaçao).

Opvallend is ook dat er verschillende varianten zijn voor de naam van de taal Papiaments. Op Curaçao heet de taal Papiamentu, op Bonaire Papiamen en Papiamentu, op Aruba Papiamento.

Hoewel de varianten van het Papiaments per eiland enigszins verschillen, kunnen de sprekers elkaar onderling goed verstaan. Men kan wel meteen onderscheiden van welk eiland de ander afkomstig is door de variatie in de tongval en door het woordgebruik. De zinsbouw blijft nagenoeg gelijk. Ook de schrijfwijze die enerzijds Curaçao en Bonaire hanteren en anderzijds Aruba bezigt, zijn over en weer goed leesbaar.

De spelling van het Papiamentu van Curaçao en Bonaire is fonologisch, je schrijft de woorden doorgaans zoals je die uitspreekt: stul (stoel <Ned.); waiper (wiper <Eng., ruitenwisser); edat (edad <Spa., leeftijd). Het Papiamento van Aruba is etymologisch, de afkomst van het woord bepaalt de spelling: stoel (stoel); wiper (wiper); edad (edad). Voor deze twee varianten van het Papiaments: het Papiamentu en het Papiamento verschenen ook, vergelijkbaar met het Groene Boekje voor het Nederlands, officiële woordenlijsten van de overheden: Het Gouden boekje (Buki di oro) voor Curaçao en Bonaire (2009) en het Blauwe boekje (Buki blauw) voor Aruba (2009).

Engels op de Bovenwindse Eilanden

Terwijl de ABC-eilanden dicht bij het Spaanstalige vasteland liggen en historisch daar een sterke band mee hebben, valt het op dat de SSS-eilanden in een duidelijk taaldivers gebied liggen. Het eiland Sint Maarten bestaat om te beginnen uit een Nederlands en een Frans gedeelte: Saint Martin, dat een overzees gebied is van Frankrijk. Op de SSS-eilanden is het Engels de dagelijkse omgangstaal. Deze is voor meer dan 70% de thuistaal van de inwoners. Andere belangrijke gemeenschapstalen zijn in aflopende volgorde van de aantallen sprekers het Spaans, Frans, Haïtiaans-Creools, Nederlands, Hindi en Papiaments. Dat het Engels de sterkste taal is, komt doordat de drie Bovenwindse Eilanden, anders dan de Benedenwindse Eilanden, omringd zijn door buureilanden waar Engels wordt gesproken: (Caribisch) Engels of (Brits) Engels (Anguilla, Saint Kitts and Nevis). Op andere eilanden spreekt men Frans (Saint Martin, Saint-Barthélemy) en Spaans (Puerto Rico, Santo Domingo, Cuba).

Ook op de SSS-eilanden waren de oorspronkelijke bewoners van de eilanden, indianen: Arowakken en Cariben. Die gaven het eiland Sint Maarten de naam Soualiga (zouteiland). De naam Saba komt van het woord siba (rots). Sint Eustatius had aanvankelijk de inheemse naam ‘Alo’, wat cashewboom betekent, terwijl het eiland op de oudste kaart Estatia heet. In de tijd van ongekende voorspoed verwierf het de Engelse bijnaam The Golden Rock, en werd later Sint Anastatia en nu officieel, Sint Eustatius. Voor de eigen en andere Caribische eilanders en vastelanders is het weer: Statia (op zijn Engels uitgesproken als /stesha/).

Tussen 1636 en 1816 kenden de eilanden tot zeventien keer toe een wisseling van Franse, Nederlandse en Engelse bezetting. Na de val van Napoleon in 1815 kreeg Nederland in 1816 de voormalige koloniën in het Caribisch gebied van Groot-Brittannië terug. Hoewel Sint Eustatius, Sint Maarten en Saba weer Nederlands bezit werden, is de voertaal tot op heden echter Engels en geen Nederlands.

Op de SSS-eilanden gebruikt men in de dagelijkse omgang eilandelijke varianten van Caribisch Engels. Deze varianten worden gesproken in het Caribisch gebied en zijn voornamelijk afgeleid van Brits-Engels en West-Afrikaanse talen. In het algemeen benadert het Engels op de Bovenwinden, dat in de media, het onderwijs, het bedrijfsleven en in formele of semi-formele dialogen wordt gebruikt, de variant van het Standaard Engels (Brits-Engels), maar dan met een Afro-Caribisch ritme.

Caribisch-Nederlands

De lokale bevolking en de Nederlandssprekenden op de ABC-eilanden spraken en schreven het Nederlands vermengd met constructies en woorden uit het Papiaments en andere talen: ‘hopi plaka verdienen’ (Pap.: veel geld); ‘kabrieten in de koraal’ (Pap.: geiten op het erf) en ‘een pastechi eten’ (Pap.: pasteitje). Dit taalgebruik kreeg de naam Antilliaans-Nederlands.

In het overheidsbeleid ten aanzien van het Nederlands is de norm verschoven. De taalnorm ligt niet meer alleen in Nederland, maar ook in Vlaanderen, en de overzeese gebiedsdelen: de eilanden waar Antilliaans-Nederlandse woorden ontstaan die in Nederland zelf niet voorkomen, en ook het onafhankelijke Suriname waar het Surinaams-Nederlands wordt gebezigd. Deze toenemende aandacht voor variëteiten van het Nederlands, voor meertaligheid en voor cultuurduiding hebben ertoe geleid dat ook woorden uit Caribisch-Nederlands zijn opgenomen in de officiële woordenlijst van de Nederlandse taal. Op basis van een databank met woorden uit Nederlandstalige kranten op de eilanden, is een selectie van ruim 400 woorden gemaakt. Deze Caribisch-Nederlandse woorden die zijn toegevoegd aan het Groene Boekje van 2015 komen niet in het Standaardnederlands voor. Er zijn woorden te vinden als dushi (zoet, liefje), botika (apotheek gecombineerd met drogisterij), ayó (groetjes) en eilandsraad (soort gemeenteraad op de eilanden). Eerder, in 2005, verschenen er zo’n 500 Surinaams-Nederlandse woorden in deze lijst: afingisoep (cassavesoep), hosselen (scharrelen), Sranan (Surinaams-Creools). Sinds de Antillen niet meer bestaan en Suriname met het Nederlands als officiële taal, geassocieerd lid is van de Taalunie, wordt steeds vaker de term Caribisch-Nederlands gehanteerd, voor het Nederlands op de eilanden en in Suriname.

Stand van zaken

Het wereldwijde streven naar dekolonisatie en zelfstandigheid, met name na de Tweede Wereldoorlog, was ook op de eilanden te merken. Bij het streven naar emancipatie, lag de nadruk sterk op een eigen identiteit en eigen cultureel erfgoed. Het Papiaments en het Engels moesten een belangrijkere plaats verwerven in de gemeenschap, in het openbaar bestuur, tussen de overheid en burgers en op school. Dit streven, gecombineerd met lage uitkomsten van het onderwijs en hoge schooluitval, zorgde voor een jarenlange felle maatschappelijke discussie. Moet het Nederlands als instructietaal in de klas vervangen worden door het Papiaments en het Engels? Worden de kinderen en de gemeenschap immers niet beperkt in hun ontwikkeling en hun mogelijkheden zonder een ‘language of wider communication’ als het Nederlands? Bijzonder was, dat leerlingen op de Engelssprekende eilanden eerst leerden lezen en schrijven in het Nederlands om vervolgens het wereldwijd verspreide Engels als vak onderwezen te krijgen. Het Nederlands bleef ook daar de instructietaal.

Het was een overwinning toen in 1986 op Curaçao het Papiaments als verplicht vak werd ingevoerd in het basisonderwijs. Inmiddels is het Papiaments een verplicht vak naast het Nederlands en Engels tot aan het examen havo en vwo. Dit geldt grotendeels ook voor Aruba en Bonaire. Het gebruik van Papiaments en Engels als instructietaal is in de 21ste eeuw toegestaan. Factoren als onvoldoende middelen, waardoor gebrek aan geschikt didactisch materiaal, wisselende en weifelende bestuurders en nog niet overtuigde ouders zorgden voor uitdagingen voor een succesvollere invoering van de taal.

Onderwijs

Het Nederlands heeft op alle eilanden een sterke rol in het onderwijs, maar die verschilt per eiland, per opleidingstype en opleidingsniveau. Een didactische benadering van Nederlands als vreemde taal (NVT) zou gewenst zijn. Maar de praktijk is, dat er als vanouds gebruik gemaakt wordt van moedertaalmethoden uit Nederland in basis- en voorgezet onderwijs. Op Aruba, Bonaire en Curaçao is het Nederlands nog altijd een instructietaal.

Het eiland Saba heeft al vanaf 1986, als eerste van de SSS-eilanden het Engels als instructietaal. Daarna volgde Sint Eustatius, dat in 2015 begon met het Engels als enige instructietaal op nagenoeg alle onderwijsniveaus. Het Nederlands heeft daar in zowel het basis- als het voortgezet onderwijs de status van sterke vreemde taal. Het basisonderwijs van Sint Maarten is veelal Engelstalig. Een deel van de lessen wordt wel in het Nederlands gegeven. Voor leraren Papiaments en voor de andere schooltalen, dus ook het Spaans, zijn er ondertussen verschillende opleidingen.

Media en digitale wereld

Het media-aanbod is op de eilanden voornamelijk in de lokale talen. De schrijvende pers bedient zich in de gedrukte en digitale kranten die lokaal verschijnen, van het Papiaments op de ABC-eilanden en van het Engels op de SSS-eilanden. Er zijn nog een tweetal Nederlandstalige dagbladen in druk en enkele digitale. De oudste krant, de Amigoe (Pap.: vriend), bestaat sinds 1884. Daarnaast zijn er op de eilanden een flink aantal commerciële radiozenders, ook meestal met Papiamentstalige en Engelse programma’s. Er zijn meerdere talen te horen en er zijn ook anderstalige programma’s voor migrantengroepen. Niet alleen de Spaanstalige migranten luisteren trouw naar uitzendingen uit onder andere Venezuela. Er zijn ook veel lokale luisteraars die dat traditiegetrouw doen.

Wat de lokale visuele media betreft, zijn het vooral de nationale en commerciële televisiekanalen die in trek zijn. Wie zich kabeltelevisie kan veroorloven, beschikt in het basispakket al over 120 buitenlandse kanalen met een verscheidenheid aan talen. Door een behoorlijke, digitale infrastructuur op de eilanden, is er veel virtueel verkeer via computer, smartphone en andere elektronische apparaten. Er zijn ook basisapplicaties ontwikkeld voor het Papiaments voor spellingcontrole in MS-Office, voor tekstproductie in de app en in een e-mailprogramma als Firefox waar allemaal grif gebruik van wordt gemaakt. Voor de Engelssprekende eilandbewoners zijn er uiteraard oneindig veel meer hulpmiddelen voorhanden.

Meertalige literatuur

Ook de literatuurproductie op de Nederlands-Caribische eilanden is meertalig. Er wordt voornamelijk geschreven in de vier gemeenschapstalen Nederlands, Papiaments, Engels en Spaans. Op de Bovenwindse Eilanden zijn de literaire werken overwegend in het Engels. Niet alleen het literaire domein is meertalig, ook komt het voor dat individuele auteurs in meerdere talen schrijven. Voor het onderwijs zijn eigentijdse publicaties beschikbaar, als gevolg van innovaties in het curriculum. Voor de zes schooltalen, die de middelbare scholen aanbieden: Nederlands, Papiaments, Engels, Spaans, en steeds minder, Frans en Duits is de methode Kadans uitgegeven. Daarnaast wordt voor de literatuurlessen van het vak Nederlands de leergang Perspectief aangeboden, die eveneens Caribisch georiënteerd is. Beide methoden zijn in het Nederlands omdat het Nederlands de instructietaal is in het voorbereidend wetenschappelijk (vwo) en voorbereidend hoger beroepsonderwijs (havo). Bij het schrijven van deze boeken was het uitgangspunt: recentrage. Niet Europa is meer het centrum. Door hercentreren komt het eigene in het centrum te staan. De recentrage beweegt zich vanuit het lokale (de zes eilanden), via het regionale (het Caribisch gebied) naar het mondiale.