Straatgewoel in de literatuur
Op 20 augustus 1672 slachtte een woedende menigte in Den Haag twee belangrijke politici af. Het ging om de broers Johan en Cornelis de Witt: de één raadpensionaris van de Staten-Generaal, de ander ruwaard van Putten. Ze waren de zondebokken voor alles dat de laatste jaren was misgelopen. 1672 is de geschiedenis ingegaan als het Rampjaar en het einde van de grote bloeiperiode voor de Republiek. Men was radeloos (de regering), redeloos (het volk), reddeloos (het land), en dat was in de ogen van velen de schuld van de gebroeders De Witt.
Openbare executies
Het centrum van Den Haag was al eerder het toneel van een geruchtmakende executie geweest: op 13 mei 1619 was Johan van Oldenbarnevelt er onthoofd. Net als Johan de Witt was hij de raadspensionaris van de Staten-Generaal en werd hij beschuldigd van landverraad. En net als De Witt was hij niet schuldig, maar had hij een andere politieke mening dan de aanhangers van de stadhouder. In 1619 was Maurits van Oranje stadhouder; hij drukte zijn mening door en Van Oldenbarnevelt werd ter dood veroordeeld. In 1672 zou Willem III van Oranje de massa tegen De Witt hebben opgehitst.
De herinnering aan de executie van 1619 leefde in 1672 nog volop. In een lasterlijk pamflet uit 1672, dat gebaseerd was op een pamflet uit 1618, werd geroddeld dat Van Oldenbarnevelt en De Witt allebei uit een laag, crimineel milieu kwamen. Ze waren dan ook terecht gedood. Natuurlijk was hier een orangistische (of prinsgezinde) auteur aan het woord, maar wie het was is onbekend:
De geest van Barnevelt, landsvijand, aartsverrader,
herlevende in De Witt, vervloekt door het gemeen,
als bastaard, hoerenkind, en zoon van zulk een vader,
geboren om ’s lands heil met voeten te vertreên,
wordt hier met hem gepaard. Gelijk in deugd en daden,
twee vijanden der staat – maar ieder op zijn beurt –
door kerk en vaderland meinedig te verraden,
waar zelfs de zuigeling zou hebben om getreurd.
Maar z’ hebben – God zij dank – hun loon naar werk ontvangen,
de een op ’t Hofschavot ten koste van zijn kop,
de ander vertrapt, onthart, verscheurd, gehangen,
door de getergde wraak, gestegen hoog in top.
Zo moet het gaan met wie ’s lands welvaart tegenstreven
en trachten prins en staat te brengen om het leven.
Maar ook uit het anti-orangistische kamp waren geluiden te horen die een link legden tussen beide veroordelingen. Het toneelstuk Palamedes van Joost van den Vondel – een allegorie op de onterechte veroordeling van Johan van Oldenbarnevelt – kende in 1672 opnieuw een verkoopsucces. In de prent van Coenraet Decker werden zowel Van Oldenbarnevelt als Vondels toneelstuk in verband gebracht met de gebroeders De Witt.
Afgehakte wijsvinger
Andere schrijvers mengden zich eveneens in het gekrakeel. De Rotterdamse schrijver Joachim Oudaan was getuige van de slachtpartij in 1672. Verbijsterd noteerde hij in zijn dagboek hoe het volk erop losging nadat de broers door geweersalvo’s waren gedood. Ledematen en geslachtsdelen werden afgesneden, tongen en ingewanden uitgerukt, de lijken ondersteboven opgehangen aan een galg. De buit werd triomfantelijk getoond, opgegeten of verkocht:
In ’t kort, de dolheid is zo groot geweest dat ik niet machtig genoeg ben, die genoegzaam uit te drukken, met de penne, zelfs niet met de mond. Naar huis gaande heb ik gekocht de voorste vinger van de heer Johan de Witt, voor twee schellingen en een kannetje oud bier, en drie stuivers voor de brandewijn waar hij die nacht in had gelegen.
Oudaan kocht de wijsvinger niet om de broers te bespotten, maar als eerbewijs, zoals hij in een gedicht duidelijk maakte. Hij was een fel aanhanger van raadpensionaris Johan de Witt, die volgens hem het slachtoffer was geworden van een samenzwering. Zijn tegenstanders hadden hem met valse beschuldigingen van landverraad uit de weg geruimd om hun ideale leider, Willem III, als stadhouder aan de macht te helpen.
Reconstructie of lofzang
In het toneelstuk Haagsche Broeder-Moord of Dolle Blydschap (1673) gaf Oudaan een reconstructie van de orangistische samenzwering en het schijnproces tegen Cornelis de Witt. Johan de Witt krijgt hierin de heldenrol, terwijl de Oranje-aanhangers als valse volksmenners worden neergezet. De rechtbank verbant Cornelis de Witt uit Holland. Als zijn broer Johan hem komt ophalen uit de Gevangenpoort, stroomt een menigte toe. Zijn broer ontsteekt in wanhopige woede, maar Johan blijft rustig, hoewel hij beseft dat ze kansloos zijn:
Mijn waardste, neem geduld: Staat, Vrijheid, Vaderland
is maar een ijd’le klank van namen, zonder stand,
of grondsteun; en verstrekt een speeltuig voor de winden
van ’t wispelturig volk.
Heer Broeder, maak nu staat(ten zij het God verhoede)
dat ons geen hallef uur het leven loopt ten goede.
Het stuk was een tragedie, waarin de held doorgaans ‘onvolmaakt’ is, maar hoofdpersoon De Witt heeft volgens Oudaan eigenlijk geen fout gemaakt. Als een sterke, oprechte leider blijft hij steeds beschaafd en beheerst. Hij wordt zelfs vergeleken met Christus: verraden door een judaskus en geslacht als een lam.
Prinsgezinde en staatsgezinde pamfletten
Veel reacties op de moord verschenen als ‘pamfletten’. Dat waren populaire, journalistieke blaadjes en boekjes die de actualiteit op de voet volgden. Ze verschenen in grote oplagen, kostten niet veel en werden in de boekwinkels en door marskramers op straat verkocht. Uit pamfletten kon je afleiden welke meningen er onder het publiek leefden, zoals bij ons uit opiniepeilingen. Maar de zeventiende-eeuwse auteurs waren daarbij niet neutraal. Met slimme literaire technieken probeerden ze de lezer van hun standpunt te overtuigen. Schrijvers van gewaagde standpunten bleven meestal anoniem of gebruikten een pseudoniem. In 1672 verscheen een stortvloed aan pamfletten over het conflict tussen de politici De Witt en hun orangistische tegenstanders. Zo klonk het bijvoorbeeld:
Oranje boven, de Witten onder, Wie het anders meent, die slaat de donder
Dat was duidelijk genoeg: wie niet voor Oranje kiest, mag doodvallen. Het kon nog erger. Op de ochtend van 20 augustus, de dag dat de broers gelyncht zouden worden, hing een anoniem pamflet met een gedicht aan de Nieuwe Kerk in Den Haag:
Beëlzebub schrijft uit de hel
dat Kees de Witt haast komen zel.
Hij verwacht hem in korte dagen
maar zijn kop moet eerst zijn afgeslagen.
Duiveluitdrijving
De predikant van de Nieuwe kerk, dominee Simonides, had in zijn preken al regelmatig verkondigd dat de broers duivels waren die uitgedreven moesten worden, dus het wekte geen verwondering dat het gedicht juist aan zijn kerkdeur hing. Na de moord verschenen ook allerlei pamfletten waarin de broers nogmaals voor het gerecht gedaagd werden. In die fictieve processen bevestigden ze steevast hun slechte karakter, verbitterd over de onrechtvaardige behandeling die hun was aangedaan. De auteurs schrokken er dus niet voor terug om hun mening te geven. Ze maken de lezer van nu eens te meer duidelijk hoe dicht de zeventiende-eeuwse literatuur op de huid van de actualiteit kon zitten.
SchoolTV: Wie heeft de gebroeders De Witt vermoord?
De broers Johan en Cornelis de Witte zijn in de zeventiende eeuw belangrijke politieke figuren. Maar in 1672 gaat het slecht met de Republiek en burgers gaan op zoek naar de schuldigen. Ze worden op brute wijze vermoord, maar wie daar achter zit?