Suikerland
De geschiedenis van de trans-Atlantische slavenhandel en van de slavernij in Suriname, wordt in het jeugdboek Suikerland verteld door Henna Goudzand Nahar vanuit het gezichtspunt van twee Afrikaanse slaafgemaakte kinderen en een in slavernij geboren jonge kleurling. Renate Siepel maakte de illustraties.
Het verhaal van Suikerland is met grote letters gedrukt en in eenvoudige zinnen verteld. Om de twee of drie hoofdstukken komt er een hoofdstuk van vier gekleurde platen, waarbij het verhaal via de illustraties verder verteld wordt en de tekst op de bladzijde ernaast, uit slechts één tot hooguit zes regels bestaat. Deze regels tonen een stukje conversatie of een zeer korte beschrijving behorende bij het plaatje. De platen zijn gemaakt in de sobere kleuren van oude historische prenten en tonen historische taferelen zoals een slavenmarkt, het werk in een suikermolen, of het leven op de plantage.
Over de auteur
Henna Goudzand Nahar (Paramaribo, 1953) werkte als docent Nederlands in Paramaribo, en vanaf 1989 in Amsterdam. In 1995 debuteerde ze met de roman Hele dagen in de regen bij uitgeverij De Geus. Henna Goudzand Nahar schreef ook prentenboeken en een jeugdboek, en was enkele jaren auteur van voorleesverhalen voor Sesamstraat. Vanaf 2009 is ze hoofdredacteur van Oer Digitaal Vrouwenblad. In 2022 won zij een Bronzen Griffel en, samen met de illustrator Hedy Tjin, de eervolle vermelding van de Jenny Smelik IBBY-prijs voor haar boek Op de rug van Bigi Kayman (Querido, 2021).
Slavernij in Afrika
Het eerste deel van Suikerland wordt verteld vanuit het gezichtspunt van de Afrikaanse jongen Lano. Lano en zijn familie zijn slaven van het meisje Esi en haar familie, omdat hun stam bij een oorlog overwonnen is. In zijn jeugd speelt Lano echter gewoon met Esi en haar broertje Yaa. Hun vader, de beeldhouwer Aydan, stimuleert dat, maar zijn vrouw is ertegen, zodat wanneer ze tieners worden, er toch een afstand ontstaat tussen de kinderen. Lano wordt zich dan ervan bewust een slaaf te zijn, wat hem wrevelig maakt.
Hij wist drommels goed wat Esi met ‘Jongen’ had bedoeld. Maar hij had er helemaal geen zin in om haar beker te halen en die te vullen met water. Vanaf het moment dat hij was opgestaan was hij aan het werk geweest (…)
We krijgen het een en ander te zien over het leven in Afrika, de gebruiken, kunst en cultuur en het inheemse slavernijsysteem. Er is geen specifiek land genoemd. Alleen Timboektoe wordt genoemd, waar de mensen kunnen lezen en schrijven en waar Esi heel graag heen wil. Maar dat kan niet omdat de weg ernaartoe onveilig wordt gemaakt door mensenrovers. Esi oefent zich in tekenen en doet dat met een stokje in het zand, omdat ze later net als haar vader beeldhouwer hoopt te worden, al is dat alleen voor mannen toegestaan.
Zwarte en witte mensenrovers
Op een dag worden de drie kinderen door Afrikaanse mensenrovers ontvoerd en na een uitputtende tocht naar de kust, afgeleverd bij een slavenschip. Hier maken de kinderen kennis met ‘witte wezens’: Europese slavenhandelaren. Niet alleen de witte mensenrovers, maar ook hun Afrikaanse helpers (zoals de bomba’s, de opzichters) worden in het boek veroordeeld om hun wandaden.
Een wit wezen hield hem vast, trok een schouder omhoog en drukte een gloeiend ijzer tegen zijn borst aan. Hij rook de geur van verbrande huid. ‘Nu ben je van het schip De Arend,’ zei bomba Kofi tegen hem. ‘Ik ben van mijn moeder en vader!’ schreeuwde Lano en hij sloeg met zijn vuisten op het dek.
De ontberingen in het slavenschip worden beschreven. Yaa wordt ziek en sterft. Lano neemt zich voor ervandoor te gaan zodra hij de kans krijgt. Tijdens een tussenstop aan de kust van Afrika, komt die kans en weet Lano te ontsnappen. Hoe het hem vergaat komen we pas aan het eind van het boek te weten.
Suriname
Vanaf het tweede deel, bij aankomst in het nieuwe land, worden de gebeurtenissen door Esi’s ogen beschreven. Hoewel Suriname in het boek niet wordt genoemd, is het land wel te herkennen in beschrijvingen, illustraties en een Surinaams liedje in het Sranantongo (door de schrijfster wordt de taal in het voorwoord het Surinaams genoemd).
Op de plantage wordt Esi de hulp van de bejaarde huishoudster Nene, zelf ook een slavin. Ook maakt ze kennis met de oude tuinman Isaïe en met Jantje, een huissslaaf die zich beter voelt dan de anderen omdat hij een witte vader heeft. Esi moet zich instellen op een leven in slavernij, zoals de plantageslaven zelf al gewend zijn. Maar zij is een ‘zoutwaternegerin’, niet geboren op de plantage, maar per schip aangevoerd uit Afrika. En haar herinneringen aan de vrijheid die ze eerder heeft gekend, maken haar anders, niet zo berustend als de andere slaven.
Ze begon op haar vingers te tellen wie ze de afgelopen seizoenen allemaal was kwijtgeraakt:
haar vader en moeder
Lano, Yaa en Ama
haar opa’s en oma’s
haar ooms en tantes
haar nichten en neven
alle andere dorpelingen
De vliegende slaaf
Er wordt een paar keer verwezen naar de legende van de ‘vliegende slaaf’. Het geloof dat de geest van de slaafgemaakte na zijn dood terug kan vliegen naar Afrika.
Met z’n drieën zouden ze dan doorvliegen naar de kust van Afrika om Lano op te halen. En dan was ze nog niet klaar. Ze zou niet alleen Ama terugbrengen naar haar eigen dorp, maar ook Lano en zijn ouders.
Planter David Cohen en zijn zoon Salomon zijn de meesters van de plantage. Zoon Salomon kan niet wachten tot hij de baas van de plantage zal worden en hij wraak kan nemen op zijn leeftijdgenoot Jantje, bij wie hij zich altijd de mindere heeft gevoeld, omdat de slaafgemaakte Jantje veel intelligenter is dan hijzelf.
‘Van wie heb je leren lezen en schrijven, Jantje?’ vroeg Esi. (…)
‘Kijk maar om je heen! Wat hebben een boel zwarte mensen op hun lichaam zitten?’
‘Wat bedoel je?’
‘Je draagt er zelf vier.’
‘Zeg nou wat je bedoelt.’
‘Haast alle zwarte mensen zijn gebrandmerkt. Ze dragen letters op hun lijf. Zijn ze zoutwaternegers dan hebben ze ook de eerste letters van de naam van het slavenschip op hun borst. Door te vragen naar die namen heb ik de letters zelf leren kennen.’
Bewustwording
In het laatste deel van het verhaal wordt er ook verteld vanuit het standpunt van Jantje en van Nene. Als Salomon zijn zestiende verjaardag viert, moet zijn verzorgster Nene, die zeer familiair met hem is en zichzelf als zijn pleegmoeder beschouwt, hem vanaf dan met ‘u’ aanspreken en hem ‘jongeheer’ noemen. De slavin beseft dan dat ze ondanks haar levenslange dienstbaarheid, niets betekent voor de meesters. De huisslaven bedenken een plan om Jantje te helpen ontsnappen. Ook Esi droomt van vrijheid. Tegen het eind van het boek wordt het verhaal via brieven verteld. Later, als Esi bij de marrons in het oerwoud woont, lukt het haar om haar wens om mooie dingen in hout te maken, waar te maken. De marron hoofdman ziet haar talent en geeft haar toestemming om als vrouw toch houtsnijwerk te maken. Door de veranderde leefomstandigheden, veranderen ook tradities.
Met Suikerland wil Henna Goudzand Nahar de vele clichés over slavernij vermijden. Daarom vertelt zij evengoed over de Afrikaanse geschiedenis als over de Europees-koloniale geschiedenis. Goed en slecht zijn niet in te delen op basis van huidskleur, zegt Goudzand Nahar.