Johanna Schouten-Elsenhout
Johanna Schouten–Elsenhout (1910-1992), die liefkozend ook wel tante Jo werd genoemd, kwam ter wereld in Paramaribo. Ze wordt gezien als de Bigi misi fu Sranan puwema, met andere woorden de ‘grande dame’ van de Surinaamse poëzie. Zij kreeg van binnenuit inspiratie om te schrijven en tekende alles op in een schoolschriftje. In de jaren zestig was zij de vrouw die op natuurlijke wijze dichtte in vloeiend Sranantongo. Zij schreef met een intensiteit die slechts vergeleken kan worden met die van de Surinaamse dichter Trefossa (pseudoniem van H.F. de Ziel).
Ontdekking
Schouten–Elsenhout was bijna vijftig toen haar gedichten werden ontdekt door de linguïsten Hein Eersel en Jan Voorhoeve. Ze stuurde in 1958 haar gedicht ‘Kotomisi’ (vrouw in Creoolse klederdracht) naar het radioprogramma Nanga opo doro (Met open deuren). Hierbij werden luisteraars uitgenodigd verhalen en gedichten in te zenden om de bewustwording van de eigen taal en cultuur te bevorderen. De presentatoren waren diep onder de indruk van de kwaliteit van haar gedicht en ontdekten zo ook haar overige materiaal.
Ze was zich er niet van bewust dat ze aan het dichten was, ze kan daarom met recht een autodidact worden genoemd. In haar gedichten maakt ze geen gebruik van traditionele versvormen als sonnetten en kwatrijnen. Haar werk komt voort uit de orale traditie, ze schrijft met buitengewoon veel kennis van het Sranantongo. Het bureau Volkslectuur in Paramaribo hielp haar vervolgens bij het redigeren en publiceren van haar twee poëziebundels Tide ete (Vandaag nog, 1963) en Awese (Begeesterd, 1965). De Awese is een van de goden uit de wintireligie die zij aanroept in het eerste gedicht uit de bundel. Haar christelijke geloof vermengt zich dan ook met elementen uit de wintireligie. De enige Nederlandstalige verzameling die van haar verscheen, is Surinaamse gedichten (1973), een selectie uit de bundel Awese. De Creoolse cultuur en haar kennis van odo’s (spreekwoorden en gezegden) heeft ze meegekregen van haar moeder, die de dochter was van een slavin en alleen Sranantongo sprak. Deze odo’s verschenen later in de publicatie Sranan Pangi (Surinaamse omslagdoek, 1974).
Uma (vrouw)
Met haar gedicht ‘Uma’ (vrouw) wist Schouten –Elsenhout internationaal de aandacht te trekken. Het gedicht bezingt het vrouw-zijn en de kracht van de vrouw. De laatste strofe van het gedicht werd door Hillary Clinton gebruikt in haar toespraak op de bevolkingsconferentie van niet-gouvernementele organisaties (ngo's) in Den Haag in 1999. In die strofe schrijft Schouten–Elsenhout: vrouw je bent verheven / je straalt / je staat rechtovereind / in de strijd van alledag.
Ze was een alleenstaande vrouw met drie kinderen. Zij wist hoe moeilijk vrouwen uit de volksklasse het hadden en dat die vrouwen zich toch staande hielden in moeilijke tijden.
Uma
Noti no hey so
Lek’ a sten
D’e bari
In’ dyugudyugu f’ a dey
A sten moi
A krakti
A n’abi farsi
Wins’ tranga winti
E seyri en kon
Uma y’ hey
Y’e brenki
Y’ n’e kanti
A mindri strey
F’ aladey
Vrouw
Niets is zo verheven
Als de stem
Die roept
in het rumoer van de dag
De stem is mooi
zij is krachtig
zij is niet vals
Ook als een sterke wind
eraan komt waaien
Vrouw je bent verheven
je straalt
je staat rechtovereind
in de strijd
van alledag
Het werk van Schouten-Elsenhout is moeilijk te classificeren omdat zij daarin meerdere elementen verenigt, zoals: vrouw-zijn, creoolse cultuur en identiteit, maar ook het natuurlijke en bovennatuurlijke. Ze schreef krachtige gedichten met veel wijsheden, ontleend aan de Afro-Surinaamse Winti-cultuur, die door haar werk bewaard zijn gebleven. Hiermee zorgt zij voor de overdracht van cultureel erfgoed uit een ver verleden, de tijd van de slavernij.