Jeroen Brouwers
Steeds dreef Jeroen Brouwers dezelfde demonen uit in zijn romans en autobiografische werk. Met zo’n 65 boekwerken in nog geen zestig jaar tijd is Brouwers een van de productiefste schrijvers van zijn generatie. Hij blonk uit in verschillende genres: dagboekaantekeningen, brieven, essays, polemische schotschriften, verhalen en romans. Die genres waren niet altijd even goed te scheiden, en vaak schreef hij een soort fictionele autobiografie.
Dat deed hij gedeeltelijk in wat later zijn ‘Indië-romans’ zijn gaan heten: de trilogie Het verzonkene (1979), Bezonken rood (1981) en De zondvloed (1988). Het aangrijpende Bezonken rood, met het vaak geciteerde motto ‘niets bestaat dat niet iets anders aanraakt’, groeide uit tot Brouwers’ bekendste en populairste roman, en telt tot vandaag al meer dan vijftig drukken. In 1995 won de Franse vertaling van het boek de Prix Fémina Étranger in Frankrijk, waardoor Brouwers’ oeuvre ook buiten het Nederlandse taalgebied aan bekendheid won.
In de Indië-romans probeert Brouwers in het reine te komen met wat hij meemaakte tijdens zijn kindertijd, die zich in Nederlands-Indië afspeelde tijdens de Tweede Wereldoorlog. In een ‘Jappenkamp’ zag hij al heel jong allerlei gruwelijks gebeuren – al waren zijn beschrijvingen volgens schrijver Rudy Kousbroek bezijden de waarheid.
Aanwezig subject
Dat zou best kunnen, want hoeveel van zijn werk ook een autobiografische inslag heeft, voor Brouwers gaat de fictionele constructie altijd voor de feitelijke weergave. Deze ethische én esthetische opvatting zal een constante blijven in zijn oeuvre. Een geschreven tekst is altijd een bouwwerk van taal, niet alleen als het een verhaal of een roman betreft, zoals De zondvloed en Zomervlucht (1990), maar ook bij brieven of dagboekfragmenten, zoals de twee forse delen van Kroniek van een karakter (1987). Bij Brouwers is de schrijver ‘als subject aanwezig in alle genres die hij beoefent, zelfs de biografie’, merkt Anne Marie Musschoot op. Dus ook als hij over andere auteurs schrijft, bijvoorbeeld in zijn literair-historische magnum opus De laatste deur (1983), Brouwers’ vuistdikke studie naar zelfmoord in de Nederlandse letteren, getuigt zijn schrijven van een grote persoonlijke betrokkenheid. Hoewel Brouwers bepaalde opvattingen deelt met de modernistische en postmoderne tradities, toch hoort hij er niet echt in thuis. Zijn subjectieve aanwezigheid en persoonlijke inzet in al zijn teksten onderscheiden hem van zijn generatiegenoten. Niet voor niets bepleitte hij in 'De Nieuwe Revisor' het nieuwe ventschap, dat bestaat uit onbevooroordeeldheid, openheid, eerlijkheid, gestrengheid, durf, hartstocht voor de literatuur, strijdvaardigheid’. Daarmee verwees hij natuurlijk naar de discussie over het belang van de vorm of de vent, in het interbellum.
Polemist en essayist
Wat hij van belang vindt is schoonheid: ‘geestelijke schoonheid, schoonheid van denken, schoonheid van mentaliteit.’ Dat schreef hij in een beroemd geworden essay, ‘De Nieuwe Revisor’ uit 1979, waarin hij zich afzette tegen de literatuur van de jaren zeventig en wat hij de ‘infantilisering’ of ‘verkindsing’ van de Nederlandse literatuur noemde. Hij veegt er de vloer aan met de ‘jongens- en meisjesliteratuur’ van onder andere Het Parool-criticus Guus Luijters. Als een stormram beukt hij in op ‘het schrikbewind van jongensgrapjes’ dat de Nederlandse literatuur in zijn ogen al een decennium teistert. ‘Huiskamerproza’ was aan Brouwers dus niet besteed, maar evenmin behoorde hij tot het kamp rond tijdschriften als Raster of De Revisor.
Weer wachten
Ook in Brouwers' latere romans bleef Brouwers terugkeren naar gegevens uit zijn jeugdjaren die hij een universele betekenis wist te geven. Thema’s en motieven die zijn oeuvre al van in den beginne doordesemden, worden, soms licht veranderd, hernomen. Daarmee zijn deze romans tegelijk een reflectie van een auteur op zijn eerdere werk. Zo komt in Het hout, een roman over misbruik in een katholiek pensionaat die ook op toneel werd gebracht door ITA, een broeder voor die Mansuetus heet. In ‘Orpheus’, het allereerste verhaal in de bundel waar Brouwers vijftig jaar eerder mee debuteerde, dook al de sadistische broeder ‘Emanuetus’ op – in alle opzichten een voorafspiegeling van zijn bijna-naamgenoot. Dachten velen dat Brouwers’ oeuvre met deze terugkeer afgesloten was, dan verraste hij het publiek op tachtigjarige leeftijd nog met Cliënt E. Busken (2020). Een interne monoloog van een man van ongeveer tachtig, gekluisterd aan een rolstoel in een zorgtehuis, wiens denken en spreken steeds minder samenhang vertoont. Zijn situatie is erg vergelijkbaar met die van Joris Ockeloen, het hoofdpersonage uit Brouwers’ eerste roman. Maar waar Ockeloen wacht op de geboorte van een kind, daar wacht Busken op de dood – in Brouwers’ van angst en dood doordesemde universum verschillen die twee niet eens heel erg van elkaar.
Voor Geheime kamers (2000) won hij maar liefst vier prijzen: de Multatuliprijs, de AKO literatuurprijs, de jury- én de publieksprijs van de Gouden Uil, en de Gouden Bladwijzer van het weekblad Humo. Het was zijn lichtvoetigste en wellicht ook toegankelijkste boek tot dan toe. Datumloze dagen (2007), Bittere bloemen (2011) en Het hout (2014) zijn relatief klassieke psychologische romans, die uitblinken in construeer- en formuleerplezier. Zijn stijl is voor velen een voorbeeld, en hij won ook in 2007 de Tzum-prijs voor de mooiste zin, uit In het midden van de reis door mijn leven:
Al stond in het centrum van het huis een kachel als uit de machinekamer van een stoomschip en stortte ik deze vol kolen en hout uit het bos, ze verspreidde geen warmte, – zoals er ook van mij, volgestort met het witte water van de firma Bols, niet echt meer iets constructiefs uitging.
Verdwijnen
In 1992 schreef Bart Vervaeck: ‘... als er iets duidelijk wordt in de ontwikkeling van Brouwers, is het wel dat hij steeds meer zichzelf wordt. Dat hij steeds dichter komt bij de ultieme tekst waarin hij volledig verdwijnen zal.’ Met Cliënt E. Busken, zijn laatste roman, heeft hij die tekst bereikt. Brouwers overleed op 11 mei 2022. Hij wordt nog steeds beschouwd als een van de grootste naoorlogse schrijvers in het Nederlandse taalgebied en heeft zowat dezelfde statuur als de door hem zo bewonderde ‘Grote Drie’: Hugo Claus, Harry Mulisch en Gerard Reve. Net als deze voorbeelden past Brouwers niet in één helder literair-historisch hokje. Daarvoor was hij in al zijn geschriften te veel zichzelf. Maar ook zijn oeuvre is niet ongevoelig voor veranderende trends in de literatuurgeschiedschrijving. Zo plaatst Lodewijk Verduin in zijn recente studie een kanttekening bij de wel erg klassieke rollen die vrouwelijke personages in zijn boeken toebedeeld krijgen. Esther Op de Beek wijst dan weer op het wel erg paradijselijke beeld dat van zijn tijd in Indië geschetst wordt in Brouwers’ Indië-romans. Ongetwijfeld zullen latere generaties weer andere aspecten van zijn oeuvre voor het voetlicht plaatsen. Dat het nog lang gelezen zal worden, staat eveneens buiten kijf. De Nieuwe Vent is helemaal vorm geworden.
Vlaanderen
Met Groetjes uit Brussel (1969) bedrijft Brouwers voor het eerst een genre waar hij later erg bedreven in zal worden: de fictionele autobiografie. De verteller blikt terug op feiten die zo uit Brouwers’ leven lijken te komen. Het boek is een indirecte beschrijving van Brouwers’ Brusselse jaren, toen hij werkte als redacteur bij de uitgeverij van Angèle Manteau. Hij hield, als voorvechter van een verzorgde Nederlandse taal, aan die periode een haat-liefdeverhouding met Vlaanderen over, die later in andere dagboekgeschriften nog veel uitgebreider gethematiseerd werd.
Jeroen Brouwers, niets minder dan een gigant der Letteren
Friedl’ Lesage in gesprek met Jeroen Brouwers op 9 november 2014 (opnieuw uitgezonden de dag na zijn overlijden, 12 mei 2022)
Bespreking Cliënt E. Busken
Op Boeken FM bespreken Ellen Deckwitz, Joost de Vries en Bob Kappen Cliënt E. Busken van Jeroen Brouwers (7 maart 2020).
Interview met Jeroen Brouwers, 1987
opgenomen in Brussel, uitgezonden door de VRT
Jeroen Brouwers 75
In april 2015 werd Jeroen Brouwers 75 jaar: voor Behoud de Begeerte en Toneelhuis het uitgelezen moment om hem met medewerking van tal van schrijvers te vieren.
Jeroen Brouwers eredoctor
Schrijver Jeroen Brouwers ontving ter gelegenheid van de 95e Dies Natalis van de Radboud Universiteit een eredoctoraat. Hij sprak een dankwoord uit op video (19 oktober 2018).
Een singulier schrijverschap. Over het oeuvre van Jeroen Brouwers
Lodewijk Verduin reflecteert met andere schrijvers op het schrijverschap van Jeroen Brouwers.
SPUI 25, 5 november 2021.