Hadewijch
De middeleeuwen staan bekend als een tijd waarin mannen de dienst uitmaakten in de literatuur. Dat beeld klopt niet: vrouwen speelden een prominente rol als lezeressen, opdrachtgeefsters én schrijfsters. Ook in de Middelnederlandse literatuur zijn namen van vrouwelijke schrijvers bekend. Een van de bekendsten is Hadewijch.
Hadewijch heeft een omvangrijk oeuvre nagelaten. Daarin staat de minne centraal. De minne die Hadewijch in haar werk beschrijft is niet zomaar liefde, maar de liefde tussen God en de mens. De manier waarop Hadewijch over haar geloofsbeleving schreef was bijzonder innovatief. Haar werk behoort tot de vroegste voorbeelden van mystieke literatuur in de volkstaal, niet alleen in de Nederlanden maar in heel Europa.
Wie was Hadewijch?
Hoe zag het leven van deze fascinerende schrijfster eruit? Dat blijft tot op de dag van vandaag een raadsel. Er zijn geen concrete bewijsstukken die vertellen hoe, waar en wanneer zij precies leefde. Wel zijn er in Hadewijchs teksten een aantal biografische elementen te vinden die een beeld schetsen van wie zij was.
Allereerst doen Hadewijchs geschriften vermoeden dat ze een begijn was. Begijnen waren ongehuwde vrouwen die hun leven wijdden aan God. Ze woonden alleen of in groep en volgden geen kloosterregel. Wel woonden ze steeds vaker dicht bij elkaar in zogeheten begijnhoven. Mogelijk was Hadewijch de leidster van zo’n groep begijnen of dacht ze erover om een begijnenhuis op te richten.
Ten tweede zijn onderzoekers het erover eens dat Hadewijch is opgegroeid in een welgesteld sociaal milieu zoals de adel of het patriciaat. Dat blijkt onder meer uit haar vertrouwdheid met verschillende talen. Haar moedertaal was de Brabantse streektaal die ze tot in de perfectie beheerste. Ook het Frans had voor haar geen geheimen: ze gebruikte moeiteloos Franse leenwoorden en beheerste alle kenmerken van het amoureuze chanson, een liedgenre dat vooral in het Frans tot ontwikkeling was gekomen. Daarnaast kon Hadewijch Latijnse teksten, zoals Bijbelcitaten, vlot vertalen en verwerken in haar eigen teksten. Dat wijst erop dat ze een goede opleiding had genoten. Middeleeuwse vrouwen mochten niet naar de universiteit, maar het was wel mogelijk om elders goed onderwijs te krijgen, bijvoorbeeld binnen een begijnhof of aan een kloosterschool.
Waar en wanneer Hadewijch precies actief was, is niet meer te achterhalen. Dat ze afkomstig was uit het hertogdom Brabant, kan worden afgeleid uit de taalkenmerken van haar werk. Een specifieke woonplaats is niet bekend, maar op het schutblad van een van de handschriften met haar werk staat een intrigerende aantekening in het Latijn. Die luidt De B(eata) Hadewigis de Antverpia (‘Over de heilige Hadewijch van Antwerpen’). Dat doet vermoeden dat Hadewijch afkomstig was uit Antwerpen of daar woonde. Waarschijnlijk schreef ze in de dertiende eeuw, wellicht rond het midden van de eeuw, al bestaat daarover nog discussie.
De minne es al (Brief 25)
Hadewijchs werk behoort tot de mystiek. Dat betekent dat ze streeft naar de eenwording tussen de menselijke ziel en God en dat niet enkel in het hiernamaals, maar al tijdens dit leven. Dat mystieke streven drukt Hadewijch uit in termen van liefde en daarmee staat ze in eenzelfde traditie als enkele andere Middelnederlandse mystici, zoals de dertiende-eeuwse Beatrijs van Nazareth en de veertiende-eeuwse Jan van Ruusbroec. Bij Hadewijch is de minne een passioneel, hevig emotioneel verlangen om bij de Beminde (God) te zijn. In de dertiende en veertiende eeuw was niet iedereen enthousiast over zo’n vurige, persoonlijke geloofsbeleving. Belangrijke theologen uit de periode meenden dat de eenwording met God helemaal niet bereikbaar was voor de mens, althans niet tijdens dit leven. Dat was ook de reden dat mystici soms met ketterij in verband werden gebracht.
In één van haar brieven, brief 25, geeft Hadewijch een inkijkje in haar emotionele beleving van de minne.
[34] … Te enen tide hoerdic een sermoen, Daer men
[35] seide van sinte Augustine. Op die ure dat ic dat
[36] hoerde, werdic soe sere ontfunct van binnen, Dat
[37] mi te moede was, Ochte alle dat in ertrike was,
[38] verberrent soude hebben vander vlammen die ic
[39] in mi ghevoelde. De minne es al.
[34] … Eens hoorde ik een preek waarin men
[35] over de heilige Augustinus sprak. Op het moment dat ik dit
[36] hoorde, werd ik van binnen zo in vuur en vlam gezet dat
[37] ik het gevoel had dat heel de wereld
[38] verbrand had kunnen worden door het vuur dat ik
[39] in mij voelde. De minne is alles.
Oeuvre: liederen, visioenen en brieven
Hadewijch heeft veel geschreven, maar dat deed ze niet alleen voor zichzelf. Haar werken waren bedoeld om anderen te helpen zodat ze God in zichzelf zouden vinden. Het overgeleverde oeuvre van Hadewijch bestaat uit 45 liefdesliederen, 14 visioenen en 47 brieven.
Aanvankelijk werd gedacht dat de 45 liefdesliederen strofische gedichten waren, maar musicologisch onderzoek heeft aangetoond dat de gedichten eigenlijk liederen zijn. Er zijn melodieën gevonden waarop Hadewijchs teksten perfect passen. Het zijn vooral melodieën van Franse liefdesliederen waarop Hadewijch nieuwe teksten heeft geschreven. Nog niet voor al haar gedichten is een passende melodie gevonden. Daarvoor is nog verder onderzoek nodig.
Voor haar liefdesliederen baseerde Hadewijch zich dikwijls op niet-religieuze voorbeelden. Ze liet zich inspireren door het wereldlijke liefdeslied, maar ook door de ridderroman. Uit die laatste haalde ze het element van de queeste. Ze schreef dan niet over over het avontuur van heldhaftige ridders, maar over mystici die in hun binnenste op queeste gaan om obstakels te overwinnen. Dat zijn nu geen wilde rivieren of steile rotsen, geen vijanden of monsters, maar innerlijke demonen zoals luiheid, angst en schaamte. Wanneer die overwonnen zijn, kan een gelovige de vrije, onbevooroordeelde liefde van God vinden.
In Hadewijchs visioenen, waaronder Visioen 6, richt Hadewijch zich allereerst tot haar lezer of luisteraar (die waarschijnlijk een goede vriend of bekende van haar was) met een korte inhoud over het visioen. De lezer wordt zo ingeleid in de hevige hartstocht die gaat volgen. Twee belangrijke kenmerken worden onderscheiden. Ten eerste legt Hadewijch in de visioenen de nadruk op de echtheid van haar ontmoeting met God. Ten tweede zijn de visioenen welbewust in een bepaalde volgorde gezet. Ze weerspiegelen de ontwikkeling die Hadewijchs spiritualiteit doormaakt en tonen haar geestelijke volwassenwording. Beide kenmerken samen geven Hadewijch de status van een leidster: haar visioenen zijn echt en komen dus recht van God, en Hadewijch kan anderen vertellen wat ze moeten doen omdat ze verder in het groeiproces staat.
Haar brieven schreef Hadewijch op rijm of als proza. De prozabrieven zijn in verschillende stijlen geschreven: er zitten gewone brieven tussen, maar ook traktaten. Ook hier begroet ze haar lezers op een liefdevolle manier, net zoals in haar visioenen: lieve minne, suete kint. Wel zijn de brieven nog persoonlijker van aard omdat ze telkens gericht zijn aan één specifieke vriendin van Hadewijch. De bedoeling van de brieven was om haar vriendinnen en haar leerlingen te begeleiden in hun roeping tot het minneleven. Op dat vlak komt de inhoud van Hadewijchs brieven overeen met die van haar visioenen.
Overlevering
Het is opmerkelijk dat de werken van Hadewijch al vroeg werden gebundeld tot een oeuvre-handschrift, een verzameling teksten van eenzelfde auteur. Meestal werden in middeleeuwse handschriften teksten van verschillende origine samengebracht. Dat heet dan een verzamelhandschrift. Wanneer Hadewijchs oeuvre voor het eerst is samengebracht en wie daar verantwoordelijk voor was, is onduidelijk. Dat kan Hadewijch zelf zijn geweest, maar ook een van haar volgelingen. Er zijn relatief weinig manuscripten van Hadewijchs werk bewaard gebleven en dat doet vermoeden dat haar werk geen groot publiek bereikte. De laatste middeleeuwer die in zijn werk naar Hadewijch verwees, was de Brabantse mysticus Jan van Leeuwen, in de tweede helft van de veertiende eeuw. Hadewijchs werken waren al in de vergetelheid geraakt toen rond het midden van de vijftiende eeuw de drukpers werd uitgevonden.
Hadewijchs herontdekking
Hadewijch kreeg er vanaf de negentiende eeuw, toen haar handschriften werden teruggevonden, veel lezers bij. Dat komt door de unieke vorm van haar liederen, maar ook door de inhoud. Hoewel Hadewijchs minne over God gaat, is het gevoel dat ze erdoor ervaart universeel: zó verliefd zijn en aan niets anders meer kunnen denken dan aan de minnaar, of in Hadewijchs geval, aan de minne voor God. Haar teksten formuleren antwoorden op vragen van alle tijden: ‘Wat is liefde?’ en ‘Wat betekent religie?’ Voor veel mensen, ook hedendaagse schrijvers en kunstenaar, is het oeuvre van Hadewijch een belangrijke bron van inspiratie.
Vrouwelijke schrijvers uit de middeleeuwen verdienen de nodige aandacht. Het mag zo zijn dat de meeste bij naam bekende middeleeuwse schrijvers mannen zijn, er waren wel degelijk veel vrouwen die hun religieuze beleving op schrift zetten. Het is bijzonder dat we aan Hadewijchs naam een uitzonderlijk groot oeuvre kunnen koppelen dat een belangrijke positie inneemt in de geestelijke literatuur van middeleeuws Europa.
Geschreven door werkgroep Remco Sleiderink
MOOC: Wie was Hadewijch?
Hadewijch is een Brabantse mystica van wie 31 brieven, 16 rijmbrieven, 14 visioenen en 45 liederen zijn overgeleverd. Voor haar biografie moeten we het doen met één enkele snipper: ‘Een heilige vrouw, een ware meesteres wier woorden uit God geboren zijn’. Dit college plaatst de werken van Hadewijch in de context van de middeleeuwse mystiek, waarbij de aandacht eveneens uitgaat naar Beatrijs van Nazareth, een andere vrouwelijke mystica.
Klara-podcast: Liederen van Hadewijch
De literaire canon met Veerle Fraeters. Geniet in deze podcast van een streepje muziek dankzij de liederen van Hadewijch. Waarschijnlijk zong Hadewijch deze liederen met vriendinnen.
Grandelavoix: Men mach den nuwen tijt
Hadewijch heeft ook liederen geschreven. Een van deze liederen is Men mach den nuwen tijt, dat je hier in de uitvoering van de muziekgroep Graindelavoix kan horen.