Alijt Bake
Het streefdoel van mystica Alijt Bake was de verinnerlijking van het geloof. Dat was zowel de reden voor haar toetreding tot het Gentse Galileaklooster, als de aanleiding tot haar tragische afzetting.
De weg naar het klooster
Alijt Bake vond de grootste inspiratie voor het devote leven dat ze wilde leiden waarschijnlijk bij een Utrechtse kluizenares, met wie ze ook later een sterke vriendschapsband behield. Hoewel het kluizenaarsleven haar niet aansprak, leerde ze via de kluizenares wel dat Christus en God altijd innerlijk aanwezig kunnen zijn. Mede daardoor besloot ze in 1440 toe te treden tot het vrouwenklooster Galilea in Gent. Ze was toen 25 jaar, wat in de middeleeuwen al betrekkelijk oud was om toe te treden tot een klooster.
Galilea
Het klooster in Gent behoorde tot het Kapittel van Windesheim, en volgde de beweging van de Moderne Devotie. Zoals het in veel middeleeuwse kloosters gebruikelijk was, werd er in kloosters van de Moderne Devotie veel aandacht besteed aan bidden, mediteren en het lezen van boeken. Daarnaast was het voor broeders en zusters van de Moderne Devotie niet ongebruikelijk om tijdens het lezen notities te maken in een zogenaamd rapiarium. Over die aantekeningen konden ze dan later nadenken of ermee mediteren. Soberheid en het vormen van een persoonlijke band met Christus waren tevens belangrijke punten.
De geloofsbelijdenis van de Moderne Devotie ging hand in hand met hoe Alijt haar geloof wilde belijden. Toch was ze aanvankelijk teleurgesteld toen ze haar intrek nam in het klooster. Ze was van mening dat de zusters hun geloof niet innerlijk en mystiek genoeg beleefden en dat ze enkel een oppervlakkige relatie hadden met God.
Dat stak ze niet onder stoelen of banken en ze besloot haar kritiek mee te delen aan de toenmalige priorin. Daardoor viel ze in ongenade bij zowel haar medezusters als de priorin. Ze kwam in een moeilijke periode terecht, tot God in een visioen tot haar sprak.
Priorin
In dat visioen kondigde God aan dat Alijt weldra priorin zou worden. Dan zou het haar taak zijn om het klooster (en later heel het Kapittel) te hervormen door de zusters in te wijden in de mystieke spiritualiteit. Hun geloof moest gaan draaien om hun innerlijke band met Christus. Ze kreeg ook vier instructies over hoe dat precies moest, die ze beschreef in De vier kruiswegen. De eerste twee kruiswegen waren de zusters al bekend: denken over het lijden van Christus (door bijvoorbeeld te mediteren) en zelf fysiek ‘mee-lijden’. Vervolgens moesten ze één worden met Christus, zoals Christus één was met zijn Vader. Dat kon enkel lukken door extreme nederigheid te tonen. En als die drie stappen waren voltooid konden ze de ultieme vierde kruisweg bewandelen: al het aardse loslaten en Gods wil ondergaan. Het is die ‘gelatenheid’ die bijvoorbeeld ook door de mystica Hadewijch werd ervaren.
In 1445 werd Alijt inderdaad tot priorin verkozen door haar medezusters. Alijt had dan wel een slechte eerste indruk gemaakt, maar de zusters respecteerden haar en haar opmerkelijke visie uiteindelijk in grote mate. Alijt hervormde het klooster en enkele andere kloosters volgden na verloop van tijd zelfs haar voorbeeld.
Haar werken
Alijt staat om meer bekend dan enkel haar rol als mystieke priorin. Ze was tevens de eerste vrouw die een autobiografie schreef. Die bestond uit twee delen, waarvan het eerste deel, Dat boeck der tribulatien, helaas verloren is gegaan. Daarin zou ze hebben geschreven over haar Utrechtse leven voor haar toetreding tot Galilea. Mijn beghin ende voortganck is echter wel bewaard gebleven. Hierin beschrijft ze de periode van haar aankomst in Galilea tot enkele jaren voor haar vertrek. Ook beschrijft ze hierin de Utrechtse kluizenares en hoe zij Alijt hielp in de zoektocht naar haar geloof. Buiten haar autobiografie en De vier kruiswegen heeft Alijt nog heel wat andere werken geschreven met instructies over het devote leven. Die waren vooral bedoeld voor haar zusters, maar kwamen ongetwijfeld ook in de handen van gelovige leken buiten de kloostergemeenschap. Ook vinden we preken terug in haar oeuvre, zoals De lessen van Palmzondag.
Verbannen
Het is bijna een mirakel dat er nog werken bewaard zijn gebleven van Alijt. Haar populariteit binnen de katholieke kerk heeft namelijk niet heel lang geduurd. Hoewel haar zusters haar nog steeds op handen droegen, liep een conflict met de leiding van het Kapittel uit de hand. De mannen waren het niet eens met de manier waarop Alijt haar geloof beleed en met de verandering die ze had doorgevoerd in het klooster. In 1455, tien jaar na haar benoeming tot priorin, werd Alijt verbannen naar een klooster in Antwerpen. Daarnaast wordt ook een schrijfverbod voor vrouwen ingevoerd. Op die manier was het voor die ‘eigenaardige’ zusters niet meer mogelijk hun mystieke ervaringen te delen met anderen.
Alijt schreef vanuit Antwerpen haar laatste Brief uit ballingschap aan de rector van Galilea. Ze vertelt daarin over haar innerlijke geloof en vraagt of de rector weet aan wie ze een brief moet schrijven om zichzelf te verdedigen. De brief begint dus hartelijk, maar verandert in een felle apologie waarin ze haar standpunt over het innerlijke geloof verdedigt. Haar oorspronkelijke kritiek komt hierin weer naar boven: het geloof is te gefocust op het uiterlijke. Ze gaat hiermee nog een laatste keer in tegen de mannen van het Kapittel. Zo zegt ze in het volgende fragment dat de zogezegd ‘wijze’ mannen die het Kapittel leiden, helemaal geen verstand hebben van de speciale en persoonlijke relatie die ze heeft met God. De beminde vrienden waar ze naar verwijst, zijn de mannen die over haar verbanning weten en eventueel kunnen helpen.
Och, beminde vrienden, veel menschen dunckt hun dat wat wonderlijckx ende wat groots gheschiet is. Ende dat is waer, wisten sijt hoe dat alle dinghen gheschiet sijn. Die dit merckte naer rechte reden ende bescheijdentheijt, naer dat die ghemeijne schrijften ende oock onsen regulen ende statuten beschrijven ende uutwijsen, soo ist seker wel een abus ende wel seer te verwonderen hoe dat onse gheestelijcke, wijse ende gheleerde mannen tot dese onwijse ende onbescheijden sotheijt ghecommen sijn, en waert niet dat toelaten Godts.
Ach, geliefde vrienden, veel mensen hebben de overtuiging dat er iets bijzonders en opmerkelijks gebeurd is. Dat is ook waar, als ze tenminste zouden weten hoe alles in zijn werk is gegaan. Voor degene die dit in alle eerlijkheid en met een juist oordeel opmerkte, zoals de geestelijke boeken en zoals onze regel en statuten beschrijven en onder woorden brengen, is het zonder meer een vreemde zaak. Het is buitengewoon opmerkelijk hoe onze geestelijke, wijze en geleerde mannen tot deze onverstandige en onredelijke dwaasheid gekomen zijn, tenzij God het toegestaan heeft (vertaling Rudolf van Dijk).
De spraakmakende brief is het laatste wat Alijt schreef. Ze stierf niet veel later op 40-jarige leeftijd. De brief vormt de tragische, rebelse epiloog van een priorin die het durfde opnemen tegen de (mannelijke) leiders van het Kapittel.
Geschreven door Nathan Borms en Caroline Vandyck
LGO-Podcast: Alijt Bake en het rapiarium
In deze podcast door de Antwerpse studenten Nathan Borms en Caroline Vandyck ontdek je meer over het rapiarium en de betekenis ervan voor Alijt Bake.