A.L.G. Bosboom-Toussaint
Geen enkele andere Nederlandse schrijfster wist de literaire wereld in de negentiende eeuw zo te domineren als ‘Truitje’ Toussaint. Bijna een halve eeuw is ze als schrijfster actief geweest en in die tijd heeft ze een indrukwekkend oeuvre opgebouwd. Al op vroege leeftijd ontwikkelde ze een liefde voor literatuur die nooit over zou gaan. Nadat ze in aanraking kwam met de historische romans van Walter Scott en Jacob van Lennep, was haar liefde voor dit genre geboren.
Leeslust
Deze leeslust zorgde er echter niet voor dat ze het aandurfde om zelf te gaan te schrijven. Wel begon ze buitenlandse (Franse) literatuur in het Nederlands te vertalen, maar ze vond er geen uitgever voor. Eén van de uitgevers aan wie ze haar vertaling had gegeven zag wel iets in haar schrijfstijl en raadde haar aan zelf te gaan schrijven. Ze kwam in aanraking met Mr. C. Robidé van der Aa, die ieder jaar een bundel uitbracht met oorspronkelijke verhalen van diverse Nederlandse auteurs. Na het lezen van enkele van deze verhalen, die in haar ogen niet bijzonder waren, viel alle onzekerheid over haar eigen kunnen van haar af. Ze nam de pen op en schreef het korte verhaal Almagro, dat in 1837 opgenomen werd in Van der Aa’s Magazijn van romantische verhalen.
Vanaf het moment dat Toussaint begon met schrijven, was zij niet meer te stoppen. Een jaar na Almagro verscheen haar eerste grote werk, de historische roman De graaf van Devonshire. De roman werd goed ontvangen in de literaire kritiek. Het tijdschrift De Gids plaatste een uitvoerige bespreking van de roman, waarin de criticus Toussaint omschreef als een beginnend talent, dat zou kunnen uitgroeien tot een ‘sieraad onzer Letterkunde’. Al snel kreeg Toussaint erkenning als schrijfster en raakte ze bevriend met belangrijke auteurs, zoals Everhardus Johannes Potgieter en Conrad Busken Huet. Ze schreef het ene werk na het andere; diverse van haar verhalen verschenen in tijdschriften en jaarboekjes. In 1840 bracht zij een van haar meest beroemde werken uit, Het huis Lauernesse, dat zich afspeelt op Nederlandse bodem en gaat over de opkomst en de invloed van de hervorming in de zestiende eeuw.
Historische romans
Vanaf haar debuut in 1837 tot aan haar dood in 1886 oogstte Toussaint veel succes als schrijfster. Ook het buitenland had interesse in haar; haar werk werd onder andere in het Duits, Frans, Engels en Zweeds vertaald. Daarnaast werd er veel over haar geschreven, onder andere in het tijdschrift De Gids. Een belangrijke reden voor het succes van Toussaint in vergelijking met andere Nederlandse schrijfsters moet worden gezocht in het soort literatuur dat zij schreef. In tegenstelling tot haar vrouwelijke collega’s schreef Toussaint voornamelijk historische romans en verhalen. Historische romans werden veel meer gerespecteerd dan genres die meestal door vrouwen werden beoefend. Vrouwen schreven destijds namelijk vooral kinderliteratuur of romans die speelden in en rondom het huis. Bovendien heeft Toussaint ruim dertig publicaties op haar naam staan, terwijl diverse andere vrouwelijke auteurs slechts enkele werken uitbrachten.
De schrijfstijl van Toussaint zorgde er ook voor dat zij zich onderscheidde van andere schrijvers uit de negentiende eeuw. In haar romans legt ze de focus meer op de onderliggende psychologie van historische verhalen in plaats van op de geschiedenis. De handelingen en gedachten van haar personages hebben allemaal een diepere betekenis en dragen bij aan de strekking van het verhaal. Naar verloop van tijd legde ze zich meer toe op de historische aspecten binnen haar romans. De vroege schrijfstijl van Toussaint verschilde ook op een andere manier van haar latere schrijven. Eerste speelde vooral het aardse geluk een rol in haar verhalen, maar later kwamen er ook christelijke elementen bij. Zo is één van de personages in Mejonkvrouwe de Mauléon bijvoorbeeld een geestelijke en speelt De Delftsche Wonderdokter zich af tijdens de reformatie.
Vrouwenemancipatie
Het beeld van vrouwelijke schrijvers in de negentiende eeuw was erg wisselend. Critici waren het er in de eerste helft van de negentiende eeuw niet over eens of vrouwen mochten schrijven. Hadden zij wel het verstand om te schrijven? En kwam het niet in de weg te staan van hun huishoudelijke plichten? Vanaf de jaren veertig waren steeds meer critici van mening dat vrouwen wel mochten schrijven, omdat ze geloofden dat kunst los moest staan van geslacht. Er was in die tijd ook een groeiende belangstelling voor politieke betrokkenheid bij de samenleving. Dit sloeg om in 1848. In dit revolutiejaar braken er in Europa verschillende opstanden uit, wat in Nederland zorgde voor angst voor revolutie. Omdat men bang was voor revolutie, werd men ook bang voor verandering. De verminderde aandacht voor het familieleven vanaf de jaren veertig, werd in het revolutiejaar als een negatieve ontwikkeling gezien. Daardoor kwam de focus in 1848 weer op het huishoudelijke te liggen.
Deze hernieuwde waardering voor het familieleven had belangrijke gevolgen voor de opvattingen over de positie van de vrouw. Er kwam steeds meer aandacht voor het idee dat vrouwen zich alleen moesten richten op het huishouden en het opvoeden van hun kinderen. Door zich uitsluitend daarmee bezig te houden, dienden ze naast een individueel ook een algemeen belang. Kinderen die goed waren opgevoed door hun moeder, zouden later bijdragen aan groei in de kunst en de wetenschappen. Omdat vrouwen zich volgens deze opvatting dus enkel moesten richten op het huishouden, konden ze niet werken en dus ook niet schrijven.
Mannen werden in de negentiende eeuw gezien als krachtig, zelfstandig en rationeel terwijl vrouwen werden gezien als passief afhankelijk en gevoelig. In de tweede helft van de jaren veertig kwam er meer waardering voor deze zachte eigenschappen. Vooral in christelijke kringen leidde dit tot een uitbreiding van de taken van vrouwen. Naast hun huiselijke plichten, kregen ze nu ook de taak om zieken te verzorgen. Daarnaast groeide het verzet tegen de beperkte taken van een vrouw, met bijvoorbeeld emancipatiebewegingen. Hierdoor werden de taken van vrouwen steeds verder uitgebreid wat er uiteindelijk toe leidde dat vrouwen ook weer mochten gaan schrijven.
Aan het begin van haar carrière, dachten verschillende recensenten dat Toussaint een man was. Dit kwam omdat haar eerste publicaties verschenen onder de naam A.L.G. Toussaint en haar geslacht onbekend was. Daarnaast dachten veel mannen in die tijd dat vrouwen niet beschikten over historische kennis, een aspect dat duidelijk naar voren kwam in Toussaints werk.
Los van haar werk, respecteerden literaire actievelingen Toussaint ook als persoon. In 1862 raakte ze verwikkeld in een publiekelijk debat met Busken Huet over moderne theologie, wat aantoont dat ze serieus werd genomen door haar mannelijke collega’s. Voor een groot deel van de negentiende eeuw werden vrouwen gezien als minder geleerd dan mannen. Dat Toussaint wel serieus werd genomen is daardoor opvallend. Daarin verschilt ze dus van andere vrouwen uit de negentiende eeuw.
Majoor Frans
Haar meest beroemde roman is zonder twijfel Majoor Frans uit 1874, die naast Het huis Lauernesse nog steeds wordt gezien als een hoogtepunt uit haar oeuvre. De hoofdpersoon, Majoor Frans, is een eigenzinnige en onafhankelijke vrouw die niet goed is opgevoed en mannenkleren draagt. Majoor Frans verscheen in een tijd waarin er veel gediscussieerd werd over de positie van de vrouw. Dat is ook een reden dat het door onder andere Busken Huet werd gezien als een emancipatieroman. Het hoofdpersonage kan bovendien als voorbeeld van een geëmancipeerde vrouw gezien worden.
Toussaint wilde hier echter niks van weten en ontkende een emancipatieroman te hebben geschreven. Zij vond de emancipatiebeweging te luidruchtig en was het niet eens met de manier waarop zij hun ideeën aankaarten. In haar ogen was het een geschiedenis met een vurige heldin en geen emancipatieroman. De roman werd desalniettemin door velen gezien als een pleidooi voor een betere positie van de vrouw. Het succes van deze roman zou ze tot aan haar dood in 1886 niet meer weten te overtreffen.