De Vlaamse strip in de 20e eeuw
Vertellen in woord en beeld is al heel oud, maar het stripverhaal zoals we het nu kennen, dateert uit de negentiende eeuw. Het bestond al vanaf het begin in boekvorm, maar toch vooral in kranten en tijdschriften. Ook in Vlaanderen werkten de eerste striptekenaars hoofdzakelijk voor de geschreven pers. Daarin verschenen in het begin vooral buitenlandse strips, maar dat verandert langzaam vanaf de jaren dertig van de twintigste eeuw. Dan zijn er Vlaamse pioniers zoals Pink (pseudoniem van Eugeen Hermans) die in bladen als Ons Volkske of Ons Kinderland strips publiceren. Veel van de eerste lokale auteurs waren ook in andere kunsttakken actief, zoals de schilders Georges Van Raemdonck en Frits Van den Berghe.
Suske en Wiske
Ook al verschenen in Vlaanderen vanaf de late jaren dertig stripbladen als Bravo en Robbedoes, toch bloeide de Vlaamse strip vooral in de vorm van een krantenfeuilleton. Willy Vandersteen, die tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn eerste strips publiceerde, begon in 1945 voor De nieuwe Standaard met een stripreeks die al snel razend populair werd: Suske en Wiske. Zijn mix van grappen en avonturen met een vreemd soort gezin in de hoofdrol maakte al snel school toen andere kranten merkten dat Vandersteens creatie heel populair werd. Op vraag van de redactie van De Nieuwe Gids, waar hij als cartoonist aan de slag was, maakte Marc Sleen in 1947 het eerste avontuur van de strip die later De avonturen van Nero zou heten. Op den duur had elke krant zijn eigen lokale strip.
Tekstballonnen en stripstroken
Het genre had al gauw zijn eigen kenmerken. In een Vlaamse krantenstrip waren de kinderen gewoonlijk de echte helden en de volwassenen een beetje dom. Realisme was niet de eerste bekommernis; de verhalen deden vaak geïmproviseerd en kolderiek aan. Zoals de meeste Franstalige en Amerikaanse collega's, schreven de Vlaamse auteurs de tekst in tekstballonnen. Dit was in Nederland nog helemaal niet de gewoonte. Door het hoge ritme van twee stripstroken per dag, konden de Vlamingen per jaar meer dan drie verhalen per stripreeks maken. Ze werkten zelfs vaak aan verschillende series tegelijk, individueel zoals Marc Sleen, of met de hulp van een echte tekenstudio, zoals Willy Vandersteen. Die maakte onder andere gebruik van zijn studio om nieuwe genres in de kranten te introduceren: de ridderstrip (De Rode Ridder) of de western (Bessy).
Van krant naar album
Volledige stripalbums waren in het begin vooral een afgeleid product van de krantenstrips, maar gaandeweg kregen ze meer belang. Vanaf het eind van de jaren zestig van de twintigste eeuw verschenen ze steeds vaker in kleurendruk. Na de doorbraak van Suske en Wiske in Nederland in de jaren zeventig, bereikte de verkochte oplage per nieuw album een tijd lang 400.000 exemplaren. Ook recentere vertegenwoordigers van de Vlaamse krantenstrip, zoals De belevenissen van Jommeke (vanaf 1955) van Jef Nys en De Kiekeboes (vanaf 1977) van Merho (Robert Merhottein) bereikten nog erg hoge oplages, maar een nieuwe doorbraak in het buitenland kwam er niet.
Mogelijkheden over de taalgrens
Een aantal Vlaamse auteurs vond ook werk op de bloeiende Franstalige stripmarkt. Sinds Hergés De avonturen van Kuifje (vanaf 1929) speelde Franstalig België een steeds belangrijkere rol in de ontwikkeling van het Europese stripverhaal. Antwerpenaar Bob De Moor maakte eerst Vlaamse krantenstrips, maar werd later Hergés belangrijkste assistent. Hij publiceerde daarnaast ambitieuze historische verhalen in het weekblad Tintin/Kuifje. Morris, alias Maurice De Bevere uit Kortrijk, bedacht het personage Lucky Luke voor het weekblad Spirou/Robbedoes in 1946 en bouwde het uit tot een wereldwijd succes.
In de jaren zeventig, tachtig en negentig moest een stripalbum door de hoge investeringen die nodig waren voor het drukwerk nog een flinke oplage halen om rendabel te kunnen zijn. Tegelijk hadden jonge Vlaamse auteurs weinig mogelijkheden om hun werk in het eigen taalgebied bekend te maken. Jonge auteurs raakten ook geïnteresseerd in het genre van de volwassenenstrip, dat vanaf de jaren zeventig vooral in Frankrijk opkwam. Marvano (Mark VanOppen) werkte door deze situatie bijna zijn hele carrière voor Franstalige uitgevers, die zijn werk ook in het Nederlands uitgaven. Hij maakte vooral naam met zijn samenwerkingen met de Amerikaanse sciencefictionschrijver Joe Haldeman (De eeuwige oorlog, Dallas Barr), maar schreef daarnaast eigen verhalen. Ook Griffo (Werner Goelen) tekent vooral strips voor Franstalige uitgevers. Zijn doorbraak kwam er met S.O.S. Geluk, een scenario van de Brusselse successchrijver Jean Van Hamme. Wie strips wilde maken voor Vlaamse uitgevers, kwam in deze periode vaak in de studio's van bekende auteurs terecht.
Van een economisch naar een artistiek model
Rond de eeuwwisseling veranderde de context voor beginnende auteurs. Het succes van de krantenstrip begon te tanen. Tegelijk kon je voor het eerst aan hogere kunstscholen in Vlaanderen een opleiding ‘stripverhaal’ volgen. Om beginnende stripmakers te ondersteunen, zette het Vlaams Fonds voor de Letteren een werkbeurzensysteem op, waardoor auteurs een financiële ondersteuning konden krijgen voor commercieel minder interessant werk. Enkele auteurs bouwden door hun unieke artistieke stijl een internationale erkenning op met hun ‘graphic novels’, zoals strips voor een volwassen publiek tegenwoordig vaak worden genoemd. Brecht Evens maakte naam met een kleurrijke waterverfstijl in boeken zoals Ergens waar je niet wil zijn of Het amusement. Olivier Schrauwen verkent nieuwe manieren van episch vertellen in Arsène Schrauwen of Sunday. Judith Vanistendael maakte emotioneel geladen boeken over maatschappelijke thema's zoals De maagd en de neger of Penelope.
Deze nieuwe vormen van Vlaamse strip hebben de vorige mogelijkheden niet laten verdwijnen. De klassieke krantenstriptitels leven nog comfortabel voort, onder andere door nieuwe reeksen met de bekende personages, zoals Amoras, de Suske en Wiske-nevenreeks van Charel Cambré en Marc Legendre. Er zijn ook nog steeds Vlaamse auteurs die stripreeksen voor Franstalige uitgevers tekenen, zoals Wauter Mannaert of Steven Dupré. De artistiekere Vlaamse strips sinds de eeuwwisseling zijn gericht op een kleiner, meer literair publiek, maar krijgen wel veel erkenning van de internationale kritiek, met bijvoorbeeld prijzen op internationale festivals.
Willy Vandersteen in 'Wordt vervolgd!'
Verschillende keren was Willy Vandersteen te gast in het Avro-televisieprogramma 'Wordt vervolgd!'. Een programma samengesteld en gepresenteerd door Han Peekel, dat tekenfilms en strips in de kijker plaatste. In deze video is een korte compilatie te zien.
De Nieuwe Vlaamse Strip
In het Belgisch Stripcentrum zet men ‘De Nieuwe Vlaamse Strip’ in de kijker. Een nieuwe lichting stripauteurs die durft af te wijken van de traditionele succesvolle familiestrips en die zich laat inspireren door verre oorden en verhalen doorspekt met waarheidsgetrouwe elementen. Hun creaties worden zowel in binnen- als in het buitenland geprezen. Dankzij de oprichting van een adviescommissie 'Strips’ binnen het ‘Vlaams Fonds voor de Letteren’ kreeg deze nieuwe lichting vanaf 2002 extra steun bij de vertaling en internationale promotie van hun werk.