Wetenschap in romans
De criticus en leraar Nederlands van het Haags Gymnasium Jan ten Brink las in 1875 een roman, die hem zo aangreep dat hij meteen naar de Sociëteit De Witte snelde en eruit begon voor te lezen. Dit was volgens hem de literatuur die de toekomst had. De jonge leden hingen aan zijn lippen. De roman waaruit hij voorlas was van de Franse schrijver Emile Zola; het ging om La fortune des Rougon. Het boek speelt in de tijd van Napoleon en gaat over een Franse familie die zich omhoog probeert te werken, maar die daarin wordt tegengehouden door geërfde eigenschappen.
Natuur
Emile Zola was de grondlegger van het naturalisme. Rond 1870 publiceerde hij romans waarin hij op wetenschappelijk-experimentele wijze te werk was gegaan. Hij zag zijn personages als proefpersonen die hij bij wijze van experiment in allerlei omgevingen kon plaatsen, waarna deze personages van alles zou overkomen. De term naturalisme heeft daarom in mindere mate te maken met natuur, maar des te meer met natuurwetenschappen.
De natuurwetenschappen maakten tijdens de negentiende eeuw een razende ontwikkeling door en men kon daarom beter natuurwetten opstellen en voorspellingen doen dan in de periode daarvoor. De methoden werden ook op de menswetenschappen toegepast. Een mens, zo beweerde de filosoof Hippolyte Taine, is in zijn ontwikkeling afhankelijk van ‘race, milieu, moment’. Dat wil zeggen dat het leven bepaald wordt door het ras en de sociale klasse waartoe hij behoort en door het tijdperk waarin hij geboren is.
Veel schrijvers van het naturalisme gebruikten deze factoren op zo’n manier dat de personages geen invloed hadden op hun milieu en erfelijkheden. Dit wordt ook wel determinisme genoemd, een belangrijk kenmerk van naturalistische werken. In bekende Nederlandse naturalistische romans als Noodlot en Eline Vere van Louis Couperus en Een nagelaten bekentenis van Marcellus Emants leidt deze onmacht van de personages zelfs tot fatalisme: de ondergang is onvermijdelijk.
Radicaal realisme
Het naturalisme kwam niet alleen voort uit ontwikkelingen in de wetenschap, het was ook een radicalere uitwerking van de literaire stroming van het realisme. Realismeschrijvers als Nicolaas Beets en Jan Kneppelhout keken naar de wereld om hen heen en legden dit al schrijvend vast. Kneppelhout beschreef bijvoorbeeld het gedrag van Leidse studenten in Studenten-typen. Zola ging meer analyserend te werk. Als een soort medicus was hij bezig met observeren, diagnosticeren en experimenteren. Een belangrijk verschil tussen de twee stromingen is dat er in het realisme nog idealistisch geschreven werd: de schrijver wilde dat de lezer zijn of haar gedrag verbeterde. Bij naturalisten was daar geen plaats voor, zij beschreven enkel de ongefilterde werkelijkheid met al haar lelijke kanten. Naturalisten schroomden daarom ook niet om zware thema’s als depressie en zelfdoding te verwerken in hun boeken.
Louis Couperus
Een van de grootste naturalistische romanschrijvers was Louis Couperus. De Hagenees waagde zich in eerste instantie nog aan het schrijven van gedichten, maar na een vernietigende recensie van Willem Kloos begon Couperus met het schrijven van een roman. Dit werd uiteindelijk zijn succesvolle debuut Eline Vere. In deze roman zijn determinisme en fatalisme duidelijk zichtbaar. Hoofdpersoon Eline Vere kwakkelt met haar mentale gezondheid. Ze heeft een nerveus gestel, een eigenschap die ze heeft geërfd van haar overleden vader. Haar liefdesleven en haar gezondheid gaan er steeds verder op achteruit, crises volgen elkaar snel op. Deze worden haar uiteindelijk fataal: Eline sterft op vroege leeftijd door een overdosis slaappillen.
Het boek werd in 1888 uitgebracht als feuilleton, wekelijks verscheen er een deel in de krant. De trieste ondergang van Eline kwam voor veel lezers als een shock, maar de literaire kritiek ontving het boek positief. Het was voor Couperus het begin van een succesvolle carrière als (roman)schrijver. Na Eline Vere volgden Noodlot, Van oude mensen, de dingen die voorbijgaan en De binocle – allemaal werken die sterk door het naturalisme zijn beïnvloed. Erfelijkheid en het familieverleden spelen in deze romans een grote rol, narigheid ligt altijd op de loer.
Marcellus Emants
Een andere belangrijke schrijver van naturalistische werken was Marcellus Emants. Jaren voordat Couperus zijn debuutroman schreef, was Emants al bijzonder geïnteresseerd in het genre. Emants zag er niets in om de mens te verheffen en wilde de simpelheid van de mens tonen. In het voorwoord bij zijn boek Drie novellen (1879) schrijft hij: “In de ogen van de naturalist is de mens geen onafhankelijke grootheid, superieur, gezond van zichzelf, en bij machte dankzij zijn eigen inspanning waarheid en deugd te verwerven, maar slechts een eenvoudige kracht, van dezelfde aard als de anderen en zijn graad en richting ontvangend van de omstandigheden.”
Emants schreef vanuit deze gedachte een van de bekendste naturalistische werken, Een nagelaten bekentenis (1894). De openingszin van deze roman is ijskoud: “Mijn vrouw is dood en al begraven.” Het zijn de woorden van hoofdpersoon Willem Termeer, die bekent dat hij zijn vrouw heeft vermoord. Emants schetst het miserabel leven van Termeer, dat door geërfde eigenschappen nooit echt een kans heeft gehad om te kunnen slagen. De critici waren lovend over Een nagelaten bekentenis, maar de eerste druk werd allesbehalve goed verkocht. In de jaren na de Tweede Wereldoorlog trok de belangstelling voor de roman aan en vandaag de dag geniet het boek nog altijd veel aandacht.
Cyriel Buysse
Literaire opvattingen uit Frankrijk drongen in Vlaanderen vaak moeilijk door omdat er sprake was van culturele vijandigheid tegenover alles wat Franstalig was. Toch had een aantal Vlaamse schrijvers belangstelling voor het naturalisme ontwikkeld. Één daarvan was Cyriel Buysse. Buysse groeide op op het Vlaamse platteland op, een omgeving die doorwerkte in zijn romans. Zijn eerste naturalistische werk was De Biezenstekker (1890).
In deze novelle mishandelen de ex-gevangene Cloet en zijn vrouw hun zoontje Julken, dat uiteindelijk ook sterft. Julken is verwekt in de periode dat Cloet in de gevangenis zat, hij is dus niet de biologische vader. De jongen is ziek en zwak en zijn ouders behandelen hem op gruwelijke wijze. Zijn afkomst en levensloop demonstreren het determinisme en fatalisme in de novelle. Het kind wordt onderworpen aan het noodlot en is volledig weerloos.
Vlaanderen beefde van deze novelle en de katholieke kerk boycotte Buysse omdat zijn werk niet aan hun standaarden voldeed. Het weerhield hem niet om nog meer werken te schrijven met de naturalistische inslag. Na De Biezenstekker verschenen ook nog Het recht van de sterkste en Schoppenboer. Typerend voor deze werken is de situering in het ruwe, plattelandse Vlaanderen en de manier waarop de mens het noodlot tegemoet treedt.