Portret van Albert Verwey

Geschreven door Annemarieke Graveland en Welmoed Ouwersloot

Portret van Albert Verwey door Jan Veth, 1885, olieverf op doek, 112 x 80 centimeter. Rijksmuseum Amsterdam

In de herfst van 1884 spendeerde Albert Verwey (1865-1937) vele zondagen in het atelier van de jonge schilder Jan Veth (1864-1925). Hij stond er model voor een groot portret dat zijn vriend van hem schilderde. Ondertussen bespraken beide mannen de schilderkunst en de poëzie. Ze behoorden allebei tot de Tachtigers, een vernieuwende kunstbeweging die ontstond in de jaren ’80 van de negentiende eeuw. Het uitgangspunt van deze beweging was dat literatuur geen moreel doel meer moest hebben, maar zich moest focussen op schoonheid. Veth voltooide het schilderij in 1885.

Door de lichtinval richt de kijker zich eerst op het gezicht van de dichter. Daarna pas valt zijn nonchalante figuur op, met zijn hand in zijn broekzak en zijn haar door de war. De kleding is sjofel, wat slonzig zelfs, waaruit blijkt dat Verwey niet tot de elite van zijn tijd behoorde. Die liet zich namelijk afbeelden in een deftiger zwart kostuum en niet in een afgedragen groen pak dat bovendien niet op maat was gemaakt. Chique kunstenaars en geleerden uit de hogere klassen presenteerden zich bovendien graag met een kettinghorloge in hun borstzak en een dasspeld, attributen die bij Verwey ontbreken. Volgens zijn biograaf Madelon de Keizer bleek Verweys afkomst voor zijn tijdgenoten meteen duidelijk bij het zien van dit portret: hij was een man uit de middenklasse. Zijn zwarte dasje en de witte zakdoek in zijn borstzak waren typisch voor een laatnegentiende-eeuwse kunstenaar.

Tegenwoordig prijkt het portret in het Rijksmuseum in Amsterdam, waar in het onderschrift te lezen valt dat Verwey een arbeidersafkomst had. Dit in tegenstelling tot andere Tachtigers, die uit meer gegoede milieus kwamen. Verweykenners plaatsen echter zo hun kanttekeningen bij deze beschrijving van zijn achtergrond. De vader van Verwey was namelijk een succesvol meubelmaker en het gezin was allerminst arm. Verwey zelf heeft ook nooit als arbeider gewerkt: na zijn middelbare school werd hij aanvankelijk kantoorbediende. Dat wil niet zeggen dat hij in die tijd vermogend was; hij woonde met zijn stiefmoeder en zijn jongere broer en zussen in relatieve eenvoud in Amsterdam. In die periode leerde hij Latijn en Grieks, om zo zijn staatsexamen gymnasium te halen en vervolgens aan de universiteit te kunnen studeren.

Jan Veth groeide op in een kunstzinnige omgeving. Zijn vader schreef artikelen over achttiende-eeuwse kunst en zijn moeder was de dochter van de bekende contemporaine schilder Jacob van Strij. Daarnaast had hij van jongs af aan kunstzinnige vrienden. Zijn liefde voor schilderen werd hierdoor al vroeg gestimuleerd. Hij begon zijn schilderscarrière met tekenles. Dit beviel hem goed en even later schreef hij zich in bij de Teekenmaatschappij Pictura. In 1880 begon hij aan de Rijksacademie in Amsterdam, waar hij veel andere Tachtigers heeft ontmoet. Met een aantal van hen bleef hij jarenlang bevriend.

In de tijd dat de eenentwintigjarige Veth het schilderij maakte, bouwden zowel hij als de twintigjarige Verwey volop aan hun kunstenaarschap. Ze leerden elkaar kennen bij Flanor, een literair genootschap waartoe meerdere Tachtigers behoorden. Verwey was een aantal jaar eerder al aan zijn dichtersloopbaan begonnen. Op zeventienjarige leeftijd publiceerde hij zijn eerste gedicht in het liberale weekblad De Nederlandsche Spectator. Ook begon hij al vroeg met het publiceren van literaire kritieken. Verwey wilde de poëzie vernieuwen en hij koesterde grote bewondering voor onder andere Willem Kloos, die hij later persoonlijk leerde kennen. Er ontstond een hechte vriendschap tussen Kloos, Verwey en Veth die een aantal jaar standhield.

De eerste jaren na de Rijksacademie bleef Veth twijfelen over het genre waarin hij wilde schilderen. Aanvankelijk was zijn droom om landschapsschilder te worden. Uiteindelijk koos hij ervoor portretten te gaan schilderen omdat hij daar makkelijker opdrachten voor kreeg. Onder de geportretteerden waren arbeiders, professoren en bekende tijdgenoten. In 1899 maakte hij een portret van koningin Wilhelmina, dat later op verschillende postzegels kwam te staan. Veth beeldde de personen vaak af in een huiselijke sfeer, omdat hij vond dat hun persoonlijkheid daarin beter uitkwam. Deze portretten hadden meestal een effen achtergrond en veel details.

Het merendeel van zijn schilderijen ontstond in zijn atelier in Bussum, waar hij ook verschillende leerlingen opleidde. Naast zijn leerlingen verwelkomde Veth in zijn atelier ook de lokale bevolking. Zij zaten model voor zijn studenten. Af en toe bezocht Veth mensen thuis om ze te schilderen, zodat hij zich goed in hen kon inleven en hen adequaat kon weergeven.

Veth vroeg Verwey in 1884 of hij model wilde staan voor een portret. Het was dus geen werk dat Veth in opdracht uitvoerde. Hierdoor had hij de ruimte om zijn individuele expressie in het kunstwerk aan te brengen, iets wat belangrijk was voor de Beweging van Tachtig. Verwey is nooit een liefhebber geworden van het schilderij; hij vond dat hij was afgebeeld als een ‘lelijke jongen’. In 1885 liet Veth het exposeren op de Tentoonstelling van Levende Meesters in Amsterdam. Omdat Verwey het portret niet bij hem thuis wilde ophangen stond het vervolgens een tijdje op de studeerkamer van schrijver Frederik van Eeden, totdat hij er na een ruzie met Verwey vanaf wilde. Toen kwam het weer in Veths atelier te staan.

Volgens het onderschrift bij het portret in het Rijksmuseum kan het portret beschouwd worden als dé verbeelding van de Beweging van Tachtig, vanwege de eenvoud en opstandigheid die Verwey uitstraalt. In Verweys eigen tijd werd hem op een gegeven moment gevraagd of hij dit zelf ook zo zag. Het antwoord was nee: hij zag het slechts als een momentopname en als een portret dat een vriend had gemaakt die hem ‘eigenlijk te goed kende’.

Verder lezen

 

  • Madelon de Keizer, Als een meeuw op de golven. Albert Verwey en zijn tijd. Amsterdam, 2017.
  • Fusien Bijl de Vroe, Claire van den Donk, Rudi Ekkart, Quirine van der Meer Mohr, Nina Reid, Annemiek Rens, Het oog van Jan Veth: schilder en criticus rond 1900. Zwolle, 2023.
  • Albert Verwey in de DBNL