De Muiderkring

Geschreven door Thomas Rickal
Afbeelding van de Muiderkring

De Muiderkring door Jan Kruseman, met v.l.n.r.: Jacob Cats, Constantijn Huygens, Laurens Reael, Anna Roemers Visscher, P.C. Hooft, Joost van den Vondel, Roemer Visscher, Maria Tesselschade Roemers Visscher, Daniel Heinsius, Caspar Barlaeus. Collectie Muiderslot. In langdurig bruikleen van het Rijksmuseum Amsterdam.

Het Muiderslot pronkt statig tussen de grasvelden en de mond van de Zuiderzee. Het is in de namiddag als Maria Tesselschade Roemers Visscher en Anna Roemers Visscher aankomen bij het kasteel. Ze zijn uitgenodigd door P.C. Hooft en zijn vrouw in hun onderkomen. Eenmaal welkom geheten door de gastheer begroeten de zussen hun vader Roemer Visscher. Maar ook Joost van den Vondel, Jacob Cats en Constantijn Huygens zijn aanwezig op deze bijeenkomst. Samen debatteren ze over het dichterschap, muziek, schilderkunst en politiek. Maria Tesselschade draagt voor uit haar werk en de lieden van de kring hangen aan haar lippen. Ze wordt overladen met complimenten zodra ze de laatste versregel van haar sonnet heeft voorgelezen.

Hooft omringde zich graag met andere dichters en geleerden op zijn kasteel. Er ontstond een groep waarin discussies plaatsvonden over het schrijven en andere kunsten. Het bijzondere gezelschap kreeg de naam ‘de Muiderkring’. En het mooiste aan dit verhaal? Het is klinkklare onzin.

De mythe van de Muiderkring

P.C. Hooft is een van de bekendste schrijvers uit de Nederlandse geschiedenis. Daarnaast was hij van 1609 tot aan zijn dood in 1647 drost van Muiden. Dit hield in dat hij van het gebied rond Muiden een soort burgemeester was. Hij woonde daarom in het Muiderslot. Uit de brieven die Hooft stuurde naar Maria Tesselschade en Jacob Cats kun je opmaken dat Hooft zijn mededichters graag bij hem thuis uitnodigde. Een situatie zoals op het schilderij van Kruseman heeft echter nooit plaatsgevonden.

In de negentiende eeuw ontstond er een mythe over de Muiderkring. Met name de amateurhistoricus Jacobus Scheltema maakte deze mythe erg bekend. Hij gaf in 1807 een presentatie over Hooft en zijn ‘vriendenkring’. Scheltema suggereerde op basis van Hoofts correspondentie dat er een vast gezelschap was dat op het Muiderslot bijeenkwam. Scheltema verzon dat er meerdere ontmoetingen waren geweest van deze groep. Negentiende-eeuwse luisteraars van Scheltema waren in de ban van deze historie en smulden van zijn verhaal. Dichter Hajo Spandaw schreef vervolgens een lofzang op de rol van Maria Tesselschade in deze ‘Muiderkring’. Volgens Spandaw waren deze dichters een voorbeeld voor de negentiende-eeuwse burger, want ze waren trots op het vaderland en trouw aan God. Daarmee vormde de kring voor de lezers van Spandaw het ideaalbeeld van de Nederlandse burger. Boekenverzamelaar Jacobus Koning deed er in 1827 nog een schepje bovenop. Hij schreef een geschiedenis over het Muiderslot en nam de mythe op in zijn boek. Volgens Koning was de groep nog groter dan Scheltema beweerde en hij wekte de suggestie dat de Muiderkring niet zomaar een vriendenkring was, maar een officiële, exclusieve dichtersclub.

Historisch besef in de negentiende eeuw

De fascinatie voor Hooft en zijn gevolg komt voort uit het groeiende historisch besef in de negentiende eeuw. Dit besef ontstond door het ontstaan van het nationalisme. Aan het begin van de negentiende eeuw was de Franse keizer Napoleon in Nederland aan de macht. Nederlanders gingen door de Franse onderdrukking nadenken over hun eigen identiteit. Nederlanders zochten naar manieren om hun volksaard te typeren en vonden dat terug in de historische succesverhalen over het vaderland. Deze verhalen gingen vaak over de zeventiende eeuw, zo ook het verhaal over de Muiderkring.

Eerder bewaarde de Nederlandse elite belangrijke historische schriften en documenten. Ze keken er vaak niet naar om, het vormde enkel een teken van rijkdom en exclusiviteit. Toen ze het besef kregen dat ze geschiedenis in hun handen hadden, veranderde hun blik. Een schilderij, boek of een overblijfsel van een geruïneerd gebouw kreeg opeens betekenis. Deze objecten werden vervolgens publiekelijk bewaard en tentoongesteld als kunst. Zo ontstond er cultureel erfgoed dat voor veel Nederlandse burgers een fascinatie met het verleden aanwakkerde.

De historische interesse ging gepaard met herwaardering voor schrijvers en dichters uit de zeventiende eeuw. Vondel en Hooft hadden in die tijd veel geschreven over Nederlandse helden uit het verleden. Hooft schreef bijvoorbeeld over de Bataafse mythe (Baeto), een verhaal over bannelingen uit het rijk van de Catten die naar het gebied rond de Betuwe trokken en een nieuw land stichten. Vondel maakte het stuk Palamedes, een toneelstuk dat je als allegorie kan lezen op de terechtstelling van Johan van Oldenbarnevelt. Deze oorsprongsverhalen vielen in de smaak bij de Nederlanders. Als gevolg hiervan werden Hooft en Vondel op een manier vereerd die we nu nog steeds terugzien in het moderne straatbeeld. In 1865 werd bijvoorbeeld het Vondelpark geopend in Amsterdam. De peperdure winkelstraat P.C. Hoofstraat in de hoofdstad kreeg zijn naam in 1872. 

De herwaardering was voor Scheltema, Spandaw en Koning de reden om mythes te verzinnen over de dichters uit de zeventiende eeuw. Schilders reageerden daarop en zetten de fabel op het doek. Krusemans schilderij was niet het eerste dat de Muiderkring verbeeldde, maar het is bekend geworden omdat het groots tentoongesteld is in het Muiderslot. Het bleek echter dat Kruseman een controversieel schilderij had gemaakt. In 1852 reageerde een criticus uit het kunsttijdschrift Astrea fel op de afgebeelde dichters. Volgens deze criticus was de samenstelling die Kruseman geschetst had nooit mogelijk geweest.

Onderzoekers lieten zien dat de samenstelling van de Muiderkring onmogelijk was. Letterkundigen brachten aan de hand van de brieven tussen Hooft en zijn mededichters in kaart wie er daadwerkelijk bij Hooft op bezoek kwamen. Daaruit is gebleken dat van alle mensen op Krusemans schilderij Maria Tesselschade Roemers Visscher, Jacob Cats, Constantijn Huygens, Caspar Barlaeus en Joost van den Vondel slechts een enkele keer het Muiderslot bezochten. Ze waren er nooit tegelijkertijd, maar slechts af en toe in aanwezigheid van andere schrijvers die in de mythe helemaal niet genoemd worden, zoals Jan Vos, Bredero en Vossius. De Muiderkring op het schilderij is dus niets meer dan een negentiende-eeuws verzinsel.

Verder lezen