Revolutionaire literatuur
De achttiende eeuw was een van de meest roerige periodes uit de Nederlandse geschiedenis. Zeker de laatste decennia van de eeuw verkeerde de Republiek in onrustig politiek vaarwater. Wie grip wil krijgen op deze turmult leest het best de romans, gedichten en pamfletten lezen die verschenen tijdens de revolutiejaren: 1780-1795.
Literatuur was in de achttiende eeuw een populair middel om politieke standpunten te verwoorden en zoveel mogelijk mensen te beïnvloeden. Dat is goed zichtbaar in de periode 1780-1795, toen Nederland in revolutionair vaarwater terecht kwam. Alle belangrijke schrijvers van de eeuw mengden zich in de strijd om de publieke opinie. Met veel humor en grof verbaal geweld.
Schrijven in de ban van de revolutie
Vanaf 1780 raakte de literatuur in de ban van de revolutie. Toen brak er oorlog uit met Groot-Brittannië. Jarenlang was Nederland verdeeld in twee partijen die elkaar voortdurend bevochten: patriotten en orangisten. In alle literaire genres die de achttiende-eeuwer kende, werden de gebeurtenissen gevolgd, bekritiseerd en bespot. Satire was het wapen waarmee Gerrit Paape jarenlang verslag deed van de politiek. Onder het pseudoniem Dr. Schasz publiceerde hij in 1788 een grappig imaginair reisverhaal, Reize door het Aapenland. In het Aapenland blijken eveneens twee partijen met elkaar in gevecht, daar over de vraag hoe de apen mens kunnen worden. De ene partij wil dat rustig aan doen, via een geleidelijk proces van zedenkundige ontwikkeling, de andere, radicale partij opteert voor het plan om bij alle apen rigoureus de staart af te hakken, waardoor ze in één klap tot mens promoveren.
Vier of vijf apinnetjes kwamen heel vriendelijk naar mij toe. Manmens! wij hebben de opdracht gekregen om u een vriendelijk verzoek te doen.
O mijn engeltjes! vraag maar wat jullie willen.
Men vertelt ons dat manmensen geen staarten hebben, is dat waar?
(Ik keek hen aan en werd een beetje verlegen.)
Geen staarten? - Hoe!-
U, manmens! U weet toch wel wat een staart is? – U heeft toch van 't afhakken gehoord.
o Goede en rechtvaardige hemel! dacht ik, ze zijn gekomen, om mijn staart af te hakken!
Nu komen wij onderzoek doen, om-
(Ik werd zo bleek als een dode).
te zien, of het waar is, dat u geen staart heeft.
Maar, mijn lieve mevrouwen en jufvrouwen! zei ik in verbijstering tegen de apinnen, wat heb ik u misdaan, dat u zo wreed zou zijn om mij te beroven van, -
Beroven? – helemaal niet, manmens! wij komen alleen kijken of u er een heeft.
(Dit stelde mij een beetje gerust.)
Gij komt eens zien of ik, -
Een staart heb.
Maar eist de welvoeglijkheid niet dat jullie je in dit geval met mijn woord tevreden stellen?
De welvoeglijkheid? - De welvoeglijkheid? - Is dat ook een aap?
Helaas! dacht ik, er valt geen genade te verwachten.
De geboorte van de politieke pers
In deze periode werd ook de politieke pers geboren. Voor het eerst kreeg het publiek een continue stortvloed aan verschillende meningen over zich heen. Een van de origineelste politiek-literaire weekbladen was Janus, dat zich specialiseerde in het bekritiseren van beide politieke partijen: orangisten en patriotten. Op 5 maart 1787, drie dagen voor de verjaardag van stadhouder Willem V, plaatste de redactie het volgende opsporingsbericht:
Er wordt vermist een voogdijkind. Hij is 1.82 lang. Het gezicht bol, aangelopen, jeneverachtig. Bruin haar. Loopt wat voorover. Oud circa 39 jaar. Draagt een blauwe jas met koperen knopen, gele broek, laarzen. Het ondergoed is gemerkt WVO. Hangt rond in kroegen en bordelen. Wie het terugbrengt bij de pleegouders te Delft, Huize De Gek, kan rekenen op een forse beloning. De wettige ouders willen zich met die tbr-figuur niet verder inlaten.
In dit opsporingsbericht wordt Willem V beschreven als een ontoerekeningsvatbare persoon, rijp voor het gekkenhuis. Elke achttiende-eeuwer wist dat Delft niet alleen de stad was van de Oranjes, maar ook van het beroemdste gekkenhuis van de Republiek.
De citaten laten zien hoe in de laatste twintig jaar van de achttiende eeuw het publieke debat vorm kreeg. Vrijheid van meningsuiting en drukpers werden tot het uiterste gebruikt. Kranten, tijdschriften, pamfletten en literaire werken schreven elk hun eigen waarheid en de lezer moest zelf zien te bepalen aan welke kant hij of zij stond.