De boekenmarkt
De uitvinding van de boekdrukkunst rond 1450 betekende een revolutionaire verandering in de manier waarop informatie verspreid werd. Vanaf ongeveer 1550, een eeuw na de uitvinding van de boekdrukkunst, groeide de Noord-Nederlandse boekenmarkt explosief. In de decennia daarvoor was Antwerpen het boekencentrum geweest, met uitgeverij Plantijn als het hoogtepunt van technologische en boekwetenschappelijke ontwikkeling. Als de Republiek zich afsplitst van het Spaanse koninkrijk verschuift die bedrijvigheid naar het Noorden. In ruim negentig verschillende dorpen en steden zijn drukkers gevestigd, vooral geconcentreerd in grote steden als Amsterdam en Den Haag. Het aantal geproduceerde titels in de periode 1585-1725 liep in de tienduizenden, en er kwamen nieuwe categorieën drukwerk, zoals kranten en tijdschriften. Door de enorme productie nam het aantal boekverkopers snel toe, met name in Amsterdam: aan het begin van de zeventiende eeuw waren daar circa 44 boekverkopers gevestigd en rond 1650 waren dat er al zo’n 180. Met recht werd de stad in de zeventiende eeuw beschouwd als het boekhandelscentrum van Europa.
Relatieve persvrijheid
Geschat wordt dat in de zeventiende eeuw de helft van alle Europese boekpublicaties in de Nederlandse Republiek werd geproduceerd. Dat de productie zo enorm groot was kwam in de eerste plaats vanwege de relatief grote persvrijheid. Op papier was er weliswaar – net als in de rest van Europa – geen sprake van persvrijheid, en veel drukwerk verscheen dan ook anoniem. Maar toch was het in de praktijk heel moeilijk voor de autoriteiten om op te treden tegen controversieel drukwerk. Dat kwam door de bestuursvorm van de Republiek: steden en gewesten hadden veel eigen privileges en een boek of pamflet dat in de ene stad verboden was, kon in een andere getolereerd worden.
Verspreiding van drukwerk
Drukwerk werd verkocht door gevestigde boekverkopers in de steden en dorpen, maar ook door bijvoorbeeld marskramers en liedverkopers. Omdat het veel geld kostte om een boek te laten drukken, wilde de boekverkoper vooraf weten hoeveel exemplaren hij zou verkopen. Daarom waren er intekenlijsten, waarop kopers konden aangeven belangstelling te hebben voor een boek. Als zij vooraf het boek bestelden, kregen zij korting op de verkoopprijs. Om te adverteren voor drukwerk maakten zeventiende-eeuwse boekverkopers gebruik van ‘boekhandelscatalogi’ (lijsten met titels die zij op voorraad hadden) en steeds vaker ook van advertenties in kranten. Zo adverteerde de Amsterdamse boekverkoper Jan ten Hoorn in de Oprechte Haerlemsche Courant van 3 maart 1689 voor het verzamelde werk van de arts Cornelis Bontekoe en nog verschillende andere werken.
Behalve in de gevestigde boekhandels vond veel drukwerk ook zijn weg naar de lezer via de mobiele boekhandel: marskramers met boeken trokken van stad naar dorp, terwijl omlopers zich vooral beperkten tot de straten en pleinen van de stad. Veel van hun koopwaar bestond uit populaire literatuur, zoals almanakken (jaarlijkse publicaties met informatie over bijvoorbeeld astrologie, zonsopgang en -ondergang, feestdagen of weersvoorspellingen), pamfletten en liedjes. Vaak betrof het drukwerk dat snel gemaakt kon worden en dat inspeelde op de actualiteit.
Handel met het buitenland
Hoewel de productie van Nederlandse boeken vooral gericht was op de binnenlandse handel, was de internationale handel in boeken ook heel belangrijk. Nederlandse boeken waren van goede kwaliteit en waren daarom in trek bij andere landen. En omdat er in de Republiek een relatief grote persvrijheid was, werden er ook boeken en pamfletten gedrukt in diverse talen die elders niet gedrukt konden worden. Zo werd de markt in Londen overspoeld met in de Republiek gedrukte bijbels en werden joodse godsdienstige teksten naar Oost-Europa verscheept. De grootste handel in boeken vond plaats op de Frankfurter Buchmesse: twee keer per jaar, in maart en september, trokken boekhandelaren uit heel Europa naar Frankfurt toe om te kopen en te verkopen. Twee grote inkopers van boeken op deze markt waren Johannes Janssonius uit Amsterdam en de gebroeders Elzevier uit Leiden. Beide verkopers hadden zo’n 8.000 titels op voorraad, driekwart daarvan in het Latijn. De voorraad bestreek allerlei soorten drukwerk, zowel wetenschappelijke publicaties op allerlei vakgebieden als geschiedenissen, poëzie en literatuur. Deze werken waren slechts voor een klein deel bestemd voor de binnenlandse markt. Janssonius en de gebroeders Elzevier waren handelaren in boeken: ze kochten grote partijen boeken met korting in op de Frankfurter Buchmesse en verkochten deze met winst op de internationale markt.
En dat gebeurt nog altijd. De jaarlijkse Frankfurter Buchmesse is nog steeds de grootste internationale boekenbeurs waar uitgevers, boekhandelaren, drukkers, wetenschappers en illustrators, maar tegenwoordig ook filmproducenten en game designers zakendoen. Frankfurt is daarmee hét symbool geworden van de internationale verspreiding van kennis die de boekdrukkunst al ruim vijfhonderd jaar mogelijk maakt.
Deventer Boekenstad
Aan de hand van een rijke historische reis door de tijd laat deze film je zien waarom Deventer een boekenstad is. In Deventer vind je de oudste Stadsbibliotheek van Nederland, de grootste boekenmarkt van Europa, de vele antiquariaten en drukkerijen.